Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overweldigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overweldigen from Dutch to English

overweldigen:

overweldigen verb (overweldig, overweldigt, overweldigde, overweldigden, overweldigd)

  1. overweldigen (overmeesteren; zich meester maken van; overmannen)
    to overwhelm; to overpower; to take possession of something; to overcome; to tame
    • overwhelm verb (overwhelms, overwhelmed, overwhelming)
    • overpower verb (overpowers, overpowered, overpowering)
    • take possession of something verb (takes possession of something, took possession of something, taking possession of something)
    • overcome verb (overcomes, overcame, overcoming)
    • tame verb (tames, tamed, taming)

Conjugations for overweldigen:

o.t.t.
  1. overweldig
  2. overweldigt
  3. overweldigt
  4. overweldigen
  5. overweldigen
  6. overweldigen
o.v.t.
  1. overweldigde
  2. overweldigde
  3. overweldigde
  4. overweldigden
  5. overweldigden
  6. overweldigden
v.t.t.
  1. heb overweldigd
  2. hebt overweldigd
  3. heeft overweldigd
  4. hebben overweldigd
  5. hebben overweldigd
  6. hebben overweldigd
v.v.t.
  1. had overweldigd
  2. had overweldigd
  3. had overweldigd
  4. hadden overweldigd
  5. hadden overweldigd
  6. hadden overweldigd
o.t.t.t.
  1. zal overweldigen
  2. zult overweldigen
  3. zal overweldigen
  4. zullen overweldigen
  5. zullen overweldigen
  6. zullen overweldigen
o.v.t.t.
  1. zou overweldigen
  2. zou overweldigen
  3. zou overweldigen
  4. zouden overweldigen
  5. zouden overweldigen
  6. zouden overweldigen
en verder
  1. ben overweldigd
  2. bent overweldigd
  3. is overweldigd
  4. zijn overweldigd
  5. zijn overweldigd
  6. zijn overweldigd
diversen
  1. overweldig!
  2. overweldigt!
  3. overweldigd
  4. overweldigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overweldigen [znw.] nomen

  1. overweldigen (overstelpen)
    the overwhelming

Translation Matrix for overweldigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
overwhelming overstelpen; overweldigen overdonderen
tame hoofddeksel; pet
VerbRelated TranslationsOther Translations
overcome overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van onderkrijgen; overbluffen; overdonderen; overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen
overpower overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van onder gezag brengen; onderwerpen
overwhelm overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van bedelven; begraven; overladen; overstelpen
take possession of something overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
tame overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van onder gezag brengen; onderwerpen; temmen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
overwhelming imposant; indrukwekkend; ontzaggelijk; ontzagwekkend; overdonderend; overweldigend
tame tam
ModifierRelated TranslationsOther Translations
overcome bevangen

Wiktionary Translations for overweldigen:

overweldigen
verb
  1. compel (someone to do something)
  2. overwhelm
  3. to overpower
  4. to overwhelm
  5. to overcome completely
  6. -