Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: schorten

Dutch and English Search Results for: schorten

Summary

Dutch to English: more detail...

schort:
- apron
Wiktionary:
- schorten → stop, lack, be short, be missing, shorten
- schort → apron
- schort → apron, pinafore, pinny

Dutch

Detailed Translations for schorten from Dutch to English

schort:

schort [de ~] nomen

de schort (voorschoot; sloof; werkschort; schortje)
the apron
- apron [the ~] nomen

Translation Matrix for schort:

Noun	Related Translations	Other Translations
apron	schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort

Related Words for "schort":

schortten, schorten

Related Definitions for "schort":

kledingstuk dat je voorbindt om je kleren te beschermen¹
- doe je een schort voor als je gaat koken?¹

Wiktionary Translations for schort:

schort

noun

een lap stof die voorgebonden wordt gewoonlijk rond de middel om de kleding te beschermen bij huishoudelijke taken zoals het koken of schoonmaken
- schort → apron

schort

noun

clothing
- apron → schort

Cross Translation:

From	To	Via
• schort	→ apron	↔ Schürze — ein Kleidungsstück, welches man über der restlichen Kleidung trägt, um diese vor Schmutz zu schützen
• schort	→ apron; pinafore; pinny	↔ tablier — Pièce de toile que l’on met sur les habits pour les préserver tout en travaillant.

Wiktionary Translations for schorten:

Cross Translation:

From	To	Via
• schorten	→ stop	↔ einstellen — etwas (eine Tätigkeit) nicht mehr ausüben
• schorten	→ lack; be short; be missing	↔ fehlen — nicht vorhanden sein
• schorten	→ shorten	↔ kürzen — (transitiv) kürzer machen

¹Muiswerk Woordenboek