Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afzonderlijk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afzonderlijk from Dutch to English

afzonderlijk:

afzonderlijk adj

  1. afzonderlijk (separaat; apart)
  2. afzonderlijk (apart)
  3. afzonderlijk (apart)
    distinct; discrete
    – constituting a separate entity or part 1
    • distinct adj
      • on two distinct occasions1
    • discrete adj
      • a government with three discrete divisions1
  4. afzonderlijk (vrijstaand; gescheiden; apart; )
  5. afzonderlijk (vrijstaand; geïsoleerd; alleenstaand; )

Translation Matrix for afzonderlijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
distinctive distinctief
particular bijzonderheid; detail
solo alleenzang; solo; solodeel; solozangen
VerbRelated TranslationsOther Translations
separate afscheiden; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; delen; hakken; in stukken hakken; isoleren; loskoppelen; opdelen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uitsplitsen; van elkaar gaan
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
discrete afzonderlijk; apart
distinct afzonderlijk; apart aanschouwelijk; duidelijk; flagrant; frappant; geprononceerd; in het oog lopend; in het oog springend; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; overduidelijk; saillant; treffend; uitgesproken; verhelderend; zo klaar als een klontje; zonneklaar
distinctive afzonderlijk; apart karakteristiek; kenmerkend; tekenend; typerend; typisch
isolated afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; apart; bijzonder; desolaat; eenzaam; enig; enig in zijn soort; in quarantaine; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek; verlaten
particular afzonderlijk; apart; separaat bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; excessief; extreem; heel erg; hogelijk; ten zeerste; uitermate; uiterst; zeer
separate afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; besloten; bijzonder; enig; enig in zijn soort; gescheiden; los van elkaar; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; privé; separaat; uniek
AdverbRelated TranslationsOther Translations
aside afzonderlijk; apart opzij; terloops; terzijde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
apart afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; gescheiden; los van elkaar; ontbonden; opgeheven; separaat; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
free-standing afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
on its own afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
solo afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand

Related Words for "afzonderlijk":

  • afzonderlijke

Wiktionary Translations for afzonderlijk:

afzonderlijk
adjective
  1. op zichzelf staand
afzonderlijk
adjective
  1. apart from; not connected to

Cross Translation:
FromToVia
afzonderlijk particular; special; distinct; distinctive particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.