Dutch
Detailed Translations for begroten from Dutch to English
begroten:
Conjugations for begroten:
o.t.t.
- begroot
- begroot
- begroot
- begroten
- begroten
- begroten
o.v.t.
- begrootte
- begrootte
- begrootte
- begrootten
- begrootten
- begrootten
v.t.t.
- heb begroot
- hebt begroot
- heeft begroot
- hebben begroot
- hebben begroot
- hebben begroot
v.v.t.
- had begroot
- had begroot
- had begroot
- hadden begroot
- hadden begroot
- hadden begroot
o.t.t.t.
- zal begroten
- zult begroten
- zal begroten
- zullen begroten
- zullen begroten
- zullen begroten
o.v.t.t.
- zou begroten
- zou begroten
- zou begroten
- zouden begroten
- zouden begroten
- zouden begroten
diversen
- begroot!
- begroot!
- begroot
- begrotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for begroten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
estimate | becijfering; berekening; calculatie; gissing; inschatting; offerte; prijsopgave; raming; schatting; taxatie; waardebepaling; waardeschatting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
calculate | begroten; berekenen; ramen; schatten | afwegen; becijferen; bepalen; berekenen; calculeren; incalculeren; inschatten; ramen; rekenen; rekening houden met; schatten; uitrekenen; uitwerken |
compute | begroten; ramen; schatten | berekenen; preciseren; ramen; schatten; uitwerken |
estimate | begroten; berekenen; ramen; schatten | afwegen; bepalen; beramen; berekenen; gissen; gissing maken; inschatten; raden; ramen; schatten; taxeren |
work out | begroten; ramen; schatten | preciseren; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitmonden; uitwerken |
Wiktionary Translations for begroten:
begroten
Cross Translation:
verb
-
plan for the use of in a budget
-
allow for in a budget
Cross Translation:
External Machine Translations: