Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: haar

Dutch and English Search Results for: haar

Summary

Dutch to English: more detail...

haar:
- her
- hair; hair of the head
Wiktionary:
- haar → her
- haar → hair
- haar → its, her
- haar → hair, head of hair, him, her, it

Dutch

Detailed Translations for haar from Dutch to English

haar:

haar adj

haar
her
- her adj

haar [de ~] nomen

de haar (hoofdhaar)
the hair; the hair of the head
- hair [the ~] nomen
- hair of the head [the ~] nomen

Translation Matrix for haar:

Noun	Related Translations	Other Translations
hair	haar; hoofdhaar	haren
hair of the head	haar; hoofdhaar
Modifier	Related Translations	Other Translations
hair		haren
her	haar

Related Words for "haar":

haren, haartje, haartjes

Related Definitions for "haar":

bezittelijk, hij is van die vrouw¹
- is haar auto kapot?¹
derde persoon enkelvoud, vrouwelijk, object¹
- Heb je Eva gezien? Nee, ik heb haar niet gezien¹
fijne, buigzame vezels op huid van mensen en dieren¹
- mijn vriend heeft blond haar¹

Wiktionary Translations for haar:

haar

pronoun

bezit aanduidend door een 3e persoon vrouwelijk enkelvoud
- haar → her
accusatief
- haar → her
datief
- haar → her

noun

hoofdhaar, uitgroeisel van het epidermis dat delen van het hoofd bedekt
- haar → hair

haar

en-pron

belonging to it
- its → zijn; haar
she
- her → haar
belonging to
- her → haar

noun

one of the above-mentioned filaments
- hair → haar
the collection or mass of filaments growing from the skin of humans and animals
- hair → haar
a pigmented keratinaceous growth on the human head
- hair → haar

Cross Translation:

From	To	Via
• haar	→ hair	↔ Haar — Hornfäden, die auf dem Körper von Menschen und Säugetieren wachsen
• haar	→ hair	↔ Haar — ohne Plural: Gesamtheit der Kopfhaare
• haar	→ hair; head of hair	↔ chevelure — Ensemble des cheveux
• haar	→ hair	↔ cheveu — anatomie\|fr filament organique synthétiser par l’épiderme du crâne humain.
• haar	→ him; her; it	↔ le — Pronom masculin singulier accusatif de la troisième personne
• haar	→ him; her	↔ lui — Pronom de la troisième personne du singulier du complément d’objet indirect.
• haar	→ hair	↔ poil — zoologie\|fr filet délié qui croît sur la peau de la plupart des mammifères et à certains endroits du corps humain.

Related Translations for haar

¹Muiswerk Woordenboek