Summary
Dutch
Detailed Translations for kluisteren from Dutch to English
kluisteren:
Conjugations for kluisteren:
o.t.t.
- kluister
- kluistert
- kluistert
- kluisteren
- kluisteren
- kluisteren
o.v.t.
- kluisterde
- kluisterde
- kluisterde
- kluisterden
- kluisterden
- kluisterden
v.t.t.
- heb gekluisterd
- hebt gekluisterd
- heeft gekluisterd
- hebben gekluisterd
- hebben gekluisterd
- hebben gekluisterd
v.v.t.
- had gekluisterd
- had gekluisterd
- had gekluisterd
- hadden gekluisterd
- hadden gekluisterd
- hadden gekluisterd
o.t.t.t.
- zal kluisteren
- zult kluisteren
- zal kluisteren
- zullen kluisteren
- zullen kluisteren
- zullen kluisteren
o.v.t.t.
- zou kluisteren
- zou kluisteren
- zou kluisteren
- zouden kluisteren
- zouden kluisteren
- zouden kluisteren
en verder
- ben gekluisterd
- bent gekluisterd
- is gekluisterd
- zijn gekluisterd
- zijn gekluisterd
- zijn gekluisterd
diversen
- kluister!
- kluistert!
- gekluisterd
- kluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kluisteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chain | aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; cyclus; grootwinkelbedrijf; halsketting; halssnoer; kabel; kabeltouw; keten; ketting; kettinkje; kluister; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; scheepskabel; scheepstouw; serie; snoer; winkelketen | |
shackle | aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister; voetboei | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
chain | binden; boeien; ketenen; kluisteren | vastketenen; vastkluisteren; vastleggen |
enchain | binden; boeien; ketenen; kluisteren | |
shackle | binden; boeien; ketenen; kluisteren | handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen |
Related Words for "kluisteren":
Wiktionary Translations for kluisteren:
kluisteren
verb
-
figurative use
kluisteren form of kluister:
-
de kluister (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; ketting; boei)
Translation Matrix for kluister:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chain | aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister | aaneenschakeling; cyclus; grootwinkelbedrijf; halsketting; halssnoer; kabel; kabeltouw; keten; ketting; kettinkje; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; scheepskabel; scheepstouw; serie; snoer; winkelketen |
cuff | aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister | manchet; manchetknoop |
fetter | aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister | boeien; handboeien; handijzers |
shackle | aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister | voetboei |
Verb | Related Translations | Other Translations |
chain | binden; boeien; ketenen; kluisteren; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen | |
fetter | handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen | |
shackle | binden; boeien; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; kluisteren |