Dutch
Detailed Translations for kortwieken from Dutch to English
kortwieken:
-
kortwieken (haar kort laten knippen)
Conjugations for kortwieken:
o.t.t.
- kortwiek
- kortwiekt
- kortwiekt
- kortwieken
- kortwieken
- kortwieken
o.v.t.
- kortwiekte
- kortwiekte
- kortwiekte
- kortwiekten
- kortwiekten
- kortwiekten
v.t.t.
- heb gekortwiekt
- hebt gekortwiekt
- heeft gekortwiekt
- hebben gekortwiekt
- hebben gekortwiekt
- hebben gekortwiekt
v.v.t.
- had gekortwiekt
- had gekortwiekt
- had gekortwiekt
- hadden gekortwiekt
- hadden gekortwiekt
- hadden gekortwiekt
o.t.t.t.
- zal kortwieken
- zult kortwieken
- zal kortwieken
- zullen kortwieken
- zullen kortwieken
- zullen kortwieken
o.v.t.t.
- zou kortwieken
- zou kortwieken
- zou kortwieken
- zouden kortwieken
- zouden kortwieken
- zouden kortwieken
en verder
- ben gekortwiekt
- bent gekortwiekt
- is gekortwiekt
- zijn gekortwiekt
- zijn gekortwiekt
- zijn gekortwiekt
diversen
- kortwiek!
- kortwiekt!
- gekortwiekt
- kortwiekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kortwieken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
clip | clip; kleine tik; klem; klemhaak; klopje; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tang; tikje | |
crop | gewas; oogst; opbrengst van gewas; paardenzweep; pluk; rijzweep; teelgewas; wijnoogst | |
trim | boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
clip | haar kort laten knippen; kortwieken | een opdonder verkopen; inkorten; knotten; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; scheren; verkorten |
crop | haar kort laten knippen; kortwieken | bijsnijden; inkorten; korter maken; minder maken; minimaliseren; verkorten |
trim | haar kort laten knippen; kortwieken | afwerken; besnoeien; bijknippen; een beetje knippen; garneren; inkorten; knippen; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; minder maken; minimaliseren; omboorden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; scheren; schotels garneren; snoeien; tooien; trimmen; verfraaien; verkorten; verluchten; versieren; zich mooi maken |
Wiktionary Translations for kortwieken:
kortwieken
verb
-
to limit or restrict
-
to shorten or abridge
-
to cut short an animal's tail