Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kortwieken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kortwieken from Dutch to English

kortwieken:

kortwieken verb (kortwiek, kortwiekt, kortwiekte, kortwiekten, gekortwiekt)

  1. kortwieken (haar kort laten knippen)
    to trim; to crop; to clip
    • trim verb (trims, trimmed, trimming)
    • crop verb (crops, cropped, cropping)
    • clip verb (clips, clipped, clipping)

Conjugations for kortwieken:

o.t.t.
  1. kortwiek
  2. kortwiekt
  3. kortwiekt
  4. kortwieken
  5. kortwieken
  6. kortwieken
o.v.t.
  1. kortwiekte
  2. kortwiekte
  3. kortwiekte
  4. kortwiekten
  5. kortwiekten
  6. kortwiekten
v.t.t.
  1. heb gekortwiekt
  2. hebt gekortwiekt
  3. heeft gekortwiekt
  4. hebben gekortwiekt
  5. hebben gekortwiekt
  6. hebben gekortwiekt
v.v.t.
  1. had gekortwiekt
  2. had gekortwiekt
  3. had gekortwiekt
  4. hadden gekortwiekt
  5. hadden gekortwiekt
  6. hadden gekortwiekt
o.t.t.t.
  1. zal kortwieken
  2. zult kortwieken
  3. zal kortwieken
  4. zullen kortwieken
  5. zullen kortwieken
  6. zullen kortwieken
o.v.t.t.
  1. zou kortwieken
  2. zou kortwieken
  3. zou kortwieken
  4. zouden kortwieken
  5. zouden kortwieken
  6. zouden kortwieken
en verder
  1. ben gekortwiekt
  2. bent gekortwiekt
  3. is gekortwiekt
  4. zijn gekortwiekt
  5. zijn gekortwiekt
  6. zijn gekortwiekt
diversen
  1. kortwiek!
  2. kortwiekt!
  3. gekortwiekt
  4. kortwiekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kortwieken:

NounRelated TranslationsOther Translations
clip clip; kleine tik; klem; klemhaak; klopje; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tang; tikje
crop gewas; oogst; opbrengst van gewas; paardenzweep; pluk; rijzweep; teelgewas; wijnoogst
trim boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement
VerbRelated TranslationsOther Translations
clip haar kort laten knippen; kortwieken een opdonder verkopen; inkorten; knotten; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; scheren; verkorten
crop haar kort laten knippen; kortwieken bijsnijden; inkorten; korter maken; minder maken; minimaliseren; verkorten
trim haar kort laten knippen; kortwieken afwerken; besnoeien; bijknippen; een beetje knippen; garneren; inkorten; knippen; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; minder maken; minimaliseren; omboorden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; scheren; schotels garneren; snoeien; tooien; trimmen; verfraaien; verkorten; verluchten; versieren; zich mooi maken

Wiktionary Translations for kortwieken:

kortwieken
verb
  1. to limit or restrict
  2. to shorten or abridge
  3. to cut short an animal's tail