Dutch
Detailed Translations for ontmantelen from Dutch to English
ontmantelen:
-
ontmantelen (demonteren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen)
to dismantle; to strip down; to remove; to take apart a machine; to clear away; to unharness; to unrig; to clear up
Conjugations for ontmantelen:
o.t.t.
- ontmantel
- ontmantelt
- ontmantelt
- ontmantelen
- ontmantelen
- ontmantelen
o.v.t.
- ontmantelde
- ontmantelde
- ontmantelde
- ontmantelden
- ontmantelden
- ontmantelden
v.t.t.
- heb ontmanteld
- hebt ontmanteld
- heeft ontmanteld
- hebben ontmanteld
- hebben ontmanteld
- hebben ontmanteld
v.v.t.
- had ontmanteld
- had ontmanteld
- had ontmanteld
- hadden ontmanteld
- hadden ontmanteld
- hadden ontmanteld
o.t.t.t.
- zal ontmantelen
- zult ontmantelen
- zal ontmantelen
- zullen ontmantelen
- zullen ontmantelen
- zullen ontmantelen
o.v.t.t.
- zou ontmantelen
- zou ontmantelen
- zou ontmantelen
- zouden ontmantelen
- zouden ontmantelen
- zouden ontmantelen
en verder
- ben ontmanteld
- bent ontmanteld
- is ontmanteld
- zijn ontmanteld
- zijn ontmanteld
- zijn ontmanteld
diversen
- ontmantel!
- ontmantelt!
- ontmanteld
- ontmantelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontmantelen:
Wiktionary Translations for ontmantelen:
ontmantelen
Cross Translation:
verb
ontmantelen
-
een geheel dusdanig in delen uiteennemen dat het niet meer als geheel fuctioneert
- ontmantelen → dismantle
verb
-
take apart
-
to remove the fuse from a bomb
-
to dismantle wrecked objects
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontmantelen | → dismantle | ↔ demontieren — übertragen, gehoben, abwertend: schrittweise die Macht oder das Ansehen einer Person herabsetzen |
• ontmantelen | → dismantle | ↔ demontieren — etwas geordnet abbauen und in seine Bestandteile zerlegen |