Summary
Dutch
Detailed Translations for tolereren from Dutch to English
tolereren:
Conjugations for tolereren:
o.t.t.
- tolereer
- tolereert
- tolereert
- tolereren
- tolereren
- tolereren
o.v.t.
- tolereerde
- tolereerde
- tolereerde
- tolereerden
- tolereerden
- tolereerden
v.t.t.
- heb getolereerd
- hebt getolereerd
- heeft getolereerd
- hebben getolereerd
- hebben getolereerd
- hebben getolereerd
v.v.t.
- had getolereerd
- had getolereerd
- had getolereerd
- hadden getolereerd
- hadden getolereerd
- hadden getolereerd
o.t.t.t.
- zal tolereren
- zult tolereren
- zal tolereren
- zullen tolereren
- zullen tolereren
- zullen tolereren
o.v.t.t.
- zou tolereren
- zou tolereren
- zou tolereren
- zouden tolereren
- zouden tolereren
- zouden tolereren
en verder
- ben getolereerd
- bent getolereerd
- is getolereerd
- zijn getolereerd
- zijn getolereerd
- zijn getolereerd
diversen
- tolereer!
- tolereert!
- getolereerd
- tolererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tolereren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tolerate | dulden; gedogen; tolereren | autoriseren; doorstaan; dragen; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; harden; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; vergunnen; volhouden |