Summary
Dutch
Detailed Translations for aandraaien from Dutch to English
aandraaien:
-
aandraaien (door draaien vastmaken)
-
aandraaien (inschakelen; aandoen)
Conjugations for aandraaien:
o.t.t.
- draai aan
- draait aan
- draait aan
- draaien aan
- draaien aan
- draaien aan
o.v.t.
- draaide aan
- draaide aan
- draaide aan
- draaiden aan
- draaiden aan
- draaiden aan
v.t.t.
- heb aangedraaid
- hebt aangedraaid
- heeft aangedraaid
- hebben aangedraaid
- hebben aangedraaid
- hebben aangedraaid
v.v.t.
- had aangedraaid
- had aangedraaid
- had aangedraaid
- hadden aangedraaid
- hadden aangedraaid
- hadden aangedraaid
o.t.t.t.
- zal aandraaien
- zult aandraaien
- zal aandraaien
- zullen aandraaien
- zullen aandraaien
- zullen aandraaien
o.v.t.t.
- zou aandraaien
- zou aandraaien
- zou aandraaien
- zouden aandraaien
- zouden aandraaien
- zouden aandraaien
diversen
- draai aan!
- draait aan!
- aangedraaid
- aandraaiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aandraaien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lock | deurslot; geheel van sluizen; haarkuif; klamp; koeklauw; krul; krullende haarlok; krulletje; kuif; sas; schutsluisje; slot; sluis; sluiswerk; sluiswerken; verlaat | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
lock | aandraaien; door draaien vastmaken | afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; schutten; sluiten; vergrendelen |
screw on | aandraaien; door draaien vastmaken | aanschroeven; vastdraaien; vastschroeven |
switch on | aandoen; aandraaien; inschakelen | aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten |
thighten | aandraaien; door draaien vastmaken | |
turn on | aandoen; aandraaien; inschakelen | aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; ontsluiten; opendraaien; openen; starten |
Wiktionary Translations for aandraaien:
aandraaien
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aandraaien | → plug in; connect; switch on; turn on | ↔ brancher — Se percher sur les branches d’un arbre. |
• aandraaien | → give; donate | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• aandraaien | → switch on; turn on; unlock; open up; clear | ↔ ouvrir — Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus. |
• aandraaien | → switch on; turn on; turn; turn around; turn round; revolve; whirl | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |
External Machine Translations: