Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aansturing:


Dutch

Detailed Translations for aansturing from Dutch to English

aansturing:

aansturing [de ~ (v)] nomen

  1. de aansturing (richting)
    the direction
    – the spatial relation between something and the course along which it points or moves 1
    • direction [the ~] nomen
      • he checked the direction and velocity of the wind1
    the heading
    – the direction or path along which something moves or along which it lies 1
  2. de aansturing (haalbaarheid)
    the drive at; the aim for

Translation Matrix for aansturing:

NounRelated TranslationsOther Translations
aim for aansturing; haalbaarheid
direction aansturing; richting beheer; bestuur; directie; koers; leiding; regie; richting; route
drive at aansturing; haalbaarheid
heading aansturing; richting hoofden; koppen; opschrift; titel
VerbRelated TranslationsOther Translations
aim for najagen; nastreven; trachten te verkrijgen; vervolgen
head for aanhouden op; aansturen; aansturen op; aflopen; afstevenen; afstevenen op; afstomen op; afvaren op; koers zetten naar; stevenen; vervoegen; zich begeven naar
make for aanhouden op; aanpassen; aansturen op; aflopen; afstevenen op; afstomen op; afvaren op; bedoelen; beogen; geschikt maken; koers zetten naar; stevenen; ten doel hebben; vervoegen; zich begeven naar