Dutch
Detailed Translations for aanzuiveren from Dutch to English
aanzuiveren:
-
aanzuiveren (nabetalen)
Conjugations for aanzuiveren:
o.t.t.
- zuiver aan
- zuivert aan
- zuivert aan
- zuiveren aan
- zuiveren aan
- zuiveren aan
o.v.t.
- zuiverde aan
- zuiverde aan
- zuiverde aan
- zuiverden aan
- zuiverden aan
- zuiverden aan
v.t.t.
- heb aangezuiverd
- hebt aangezuiverd
- heeft aangezuiverd
- hebben aangezuiverd
- hebben aangezuiverd
- hebben aangezuiverd
v.v.t.
- had aangezuiverd
- had aangezuiverd
- had aangezuiverd
- hadden aangezuiverd
- hadden aangezuiverd
- hadden aangezuiverd
o.t.t.t.
- zal aanzuiveren
- zult aanzuiveren
- zal aanzuiveren
- zullen aanzuiveren
- zullen aanzuiveren
- zullen aanzuiveren
o.v.t.t.
- zou aanzuiveren
- zou aanzuiveren
- zou aanzuiveren
- zouden aanzuiveren
- zouden aanzuiveren
- zouden aanzuiveren
diversen
- zuiver aan!
- zuivert aan!
- aangezuiverd
- aanzuiverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanzuiveren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
settle | aanzuiveren; nabetalen | afdoen; afhandelen; beslechten; betalen; bezinken; bijleggen; effenen; egaliseren; genoegdoen; goedmaken; koloniseren; neerstrijken; plaatsnemen; regelen; rekening betalen; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; schikken; settelen; twist uit de weg ruimen; vereffenen; verrekenen; verzoenen; vestigen; voldoen; zich nestelen; zich vestigen |