Dutch
Detailed Translations for acteert from Dutch to English
acteren:
-
acteren (toneelspelen)
-
acteren (komedie spelen; toneelspelen; zich aanstellen)
-
acteren (een rol vertolken; toneelspelen)
Conjugations for acteren:
o.t.t.
- acteer
- acteert
- acteert
- acteren
- acteren
- acteren
o.v.t.
- acteerde
- acteerde
- acteerde
- acteerden
- acteerden
- acteerden
v.t.t.
- heb geacteerd
- hebt geacteerd
- heeft geacteerd
- hebben geacteerd
- hebben geacteerd
- hebben geacteerd
v.v.t.
- had geacteerd
- had geacteerd
- had geacteerd
- hadden geacteerd
- hadden geacteerd
- hadden geacteerd
o.t.t.t.
- zal acteren
- zult acteren
- zal acteren
- zullen acteren
- zullen acteren
- zullen acteren
o.v.t.t.
- zou acteren
- zou acteren
- zou acteren
- zouden acteren
- zouden acteren
- zouden acteren
diversen
- acteer!
- acteert!
- geacteerd
- acterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for acteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
act | actie; aktie; daad; handeling | |
perform | ageren; handelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
act | acteren; toneelspelen | ageren; doen; doen alsof; handelen; optreden; performen; spelen; toneelspelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; zich aanstellen |
act a part | acteren; komedie spelen; toneelspelen; zich aanstellen | |
impersonate | acteren; een rol vertolken; toneelspelen | uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; verwoorden |
perform | acteren; toneelspelen | doen alsof; een prestatie leveren; opgevoerd worden; optreden; performen; presteren; spelen; toneelspelen; volvoeren; zich aanstellen |
play the role of | acteren; een rol vertolken; toneelspelen | |
play-act | acteren; komedie spelen; toneelspelen; zich aanstellen | doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen |
Wiktionary Translations for acteren:
acteren
verb
acteren
-
(inergatief) een rol vervullen in een toneelspel
- acteren → act