Dutch
Detailed Translations for afmat from Dutch to English
afmat form of afmatten:
Conjugations for afmatten:
o.t.t.
- mat af
- mat af
- mat af
- matten af
- matten af
- matten af
o.v.t.
- matte af
- matte af
- matte af
- matten af
- matten af
- matten af
v.t.t.
- heb afgemat
- hebt afgemat
- heeft afgemat
- hebben afgemat
- hebben afgemat
- hebben afgemat
v.v.t.
- had afgemat
- had afgemat
- had afgemat
- hadden afgemat
- hadden afgemat
- hadden afgemat
o.t.t.t.
- zal afmatten
- zult afmatten
- zal afmatten
- zullen afmatten
- zullen afmatten
- zullen afmatten
o.v.t.t.
- zou afmatten
- zou afmatten
- zou afmatten
- zouden afmatten
- zouden afmatten
- zouden afmatten
diversen
- mat af!
- mat af!
- afgemat
- afmattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afmatten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
exhausting | afmatten; uitputten; vermoeien | |
fatigue | afmatting; moeheid; uitputting; vermoeidheid | |
fatigueing | afmatten; uitputten; vermoeien | |
wearing out | afmatten; uitputten; vermoeien | afdragen; kleding afdragen; slijtage; slijten; slijting; verslijten; vlasoogst |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fatigue | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | vermoeid raken |
tire out | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | wegslijten |
wear out | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | afbreken; afdragen; afslijten; afslijten door erop te zitten; aftrappen; afzitten; ruineren; slijten; slopen; vernielen; vernietigen; verslijten; verteren; verwoesten; wegslijten |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
exhausting | moeizaam |