Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aspiranten:
  2. aspirant:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aspiranten from Dutch to English

aspiranten:

aspiranten [de ~] nomen, plural

  1. de aspiranten
    the applicants

Translation Matrix for aspiranten:

NounRelated TranslationsOther Translations
applicants aspiranten aanvragers; kandidaten; rekwestranten; verzoekers

Related Words for "aspiranten":


aspiranten form of aspirant:

aspirant [de ~ (m)] nomen

  1. de aspirant (gegadigde; kandidaat; geinteresseerde)
    the candidate; the applicant; the interested party; the nominee; the bachelor
  2. de aspirant (beginneling; beginner)
    the beginner; the starter

Translation Matrix for aspirant:

NounRelated TranslationsOther Translations
applicant aspirant; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat aanvraagster; aanvrager; aanzoeker; aspirante; kandidate; reflectant; rekwestrant; verzoeker; verzoekster; vraagster
bachelor aspirant; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat alleenstaande; vrijgezel
beginner aspirant; beginneling; beginner beginnelinge; beginner; beginster; nieuweling; nieuwkomer; starter
candidate aspirant; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat kandidaat; kandidate; reflectant
interested party aspirant; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat belanghebbende
nominee aspirant; gegadigde; geinteresseerde; kandidaat
starter aspirant; beginneling; beginner beginner; beginster; bieder; inzetter; starter; voorgerecht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bachelor alleenstaand; single

Related Words for "aspirant":


Wiktionary Translations for aspirant:

aspirant
noun
  1. iemand die dingt naar een rang of betrekking, kandidaat