Dutch

Detailed Translations for attaque from Dutch to English

attaque:

attaque [de ~] nomen

  1. de attaque (bestorming; aanval; run; )
    the attack; the assault; the run; the rush; the raid; the storming; the scaling
  2. de attaque (hersenbloeding; beroerte; apoplexie)
    the stroke
    – a sudden loss of consciousness resulting when the rupture or occlusion of a blood vessel leads to oxygen lack in the brain 1

Translation Matrix for attaque:

NounRelated TranslationsOther Translations
apoplectic stroke apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
assault aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop aanranden; aanvallen; attaqueren; overval; roofoverval
attack aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop aanvallen; attaqueren
brain haemorrhage apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
cerebral haemorrhage apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding
nervous breakdown apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding nervous breakdown; zenuwcrisis; zenuwinzinking
raid aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop inval; invasie; klopjacht; overval; razzia; rooftocht; strooptocht
run aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; runs; stormlopen
rush aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; runs; spoed; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
scaling aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
storming aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop
stroke apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding handslag; hartaanval; hartinfarct; hartverlamming; herseninfarct; infarct; kwaststreek
VerbRelated TranslationsOther Translations
assault aanranden; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; geweld gebruiken; mishandelen; molesteren; overvallen; pijnigen; vrouw aanranden
attack aantasten; aanvallen; aanvreten; attaqueren; bederven; belegeren; beschadigen; bestormen; inbijten; invreten; overvallen
raid aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; leegplunderen; overvallen; plunderen; roven; uitplunderen
run administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hardlopen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; racen; rennen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
rush draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
storming hard waaien; stormen
stroke knuffelen; liefkozen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rush rieten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
storming stormend

Related Words for "attaque":


Wiktionary Translations for attaque:


Cross Translation:
FromToVia
attaque access; attack; hit; admission; admittance; accession; entrance; entry; assault; strike; fit; approach; coming accès — Action, endroit, ou facilité plus ou moins grande d’accéder dans un lieu, physique ou virtuel.
attaque assault; storming; charge; access; attack; aggression; strike; offensive; fit assautattaque pour emporter de vif force une ville, une place de guerre, une position, etc.
attaque attack; assault; strike; aggression; offensive; fit attaque — propre|nocat=1 Action d'attaquer

External Machine Translations: