Dutch

Detailed Translations for balk from Dutch to English

balk:

balk [de ~ (m)] nomen

  1. de balk
    the beam
    • beam [the ~] nomen

Translation Matrix for balk:

NounRelated TranslationsOther Translations
beam balk dwarsbalk; dwarshout; juk; kruishout; ritshout; straal; straalbundel; stralenbundel
VerbRelated TranslationsOther Translations
beam blaken; flikkeren; fonkelen; glanzen; glunderen; iets uitstralen; licht uitzenden; overzenden; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen

Related Words for "balk":


Wiktionary Translations for balk:

balk
noun
  1. (geometrie) een veelvlak met 6 rechthoekige zijvlakken, 8 hoekpunten en 12 ribben
  2. (bouwkunde) een ruimteoverspannend constructie-element waarvan de lengte vele malen groter is dan de breedte en de hoogte in doorsnede
balk
noun
  1. connector of notes
  2. principal horizontal beam in a building
  3. large piece of timber or iron
  4. series of horizontal lines
  5. parallel lines to write music on
  6. beam used to support a roof

Cross Translation:
FromToVia
balk cuboid; rectangular cuboid; rectangular parallelepiped QuaderGeometrie: spezieller von ebenen Flächen begrenzen Raumkörper mit 8 rechtwinkligen Ecken, 6 rechteckigen Seiten und 12 Kanten, von denen jeweils vier gleichlang und parallel zueinander sind
balk beam; girder poutrepièce de bois de forme allongée, servir dans les constructions à supporter une charpente ou un parquet.

balk form of balken:

balken verb (balk, balkt, balkde, balkden, gebalkt)

  1. balken
    to bray
    • bray verb (braies, brayed, braying)

Conjugations for balken:

o.t.t.
  1. balk
  2. balkt
  3. balkt
  4. balken
  5. balken
  6. balken
o.v.t.
  1. balkde
  2. balkde
  3. balkde
  4. balkden
  5. balkden
  6. balkden
v.t.t.
  1. heb gebalkt
  2. hebt gebalkt
  3. heeft gebalkt
  4. hebben gebalkt
  5. hebben gebalkt
  6. hebben gebalkt
v.v.t.
  1. had gebalkt
  2. had gebalkt
  3. had gebalkt
  4. hadden gebalkt
  5. hadden gebalkt
  6. hadden gebalkt
o.t.t.t.
  1. zal balken
  2. zult balken
  3. zal balken
  4. zullen balken
  5. zullen balken
  6. zullen balken
o.v.t.t.
  1. zou balken
  2. zou balken
  3. zou balken
  4. zouden balken
  5. zouden balken
  6. zouden balken
diversen
  1. balk!
  2. balkt!
  3. gebalkt
  4. balkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

balken [de ~] nomen, plural

  1. de balken (dwarsbalken; binten)
    the roofbeams; the rafters; the shingles
  2. de balken (leggers)
    the ledgers; the joists

Translation Matrix for balken:

NounRelated TranslationsOther Translations
joists balken; leggers
ledgers balken; leggers
rafters balken; binten; dwarsbalken dakbinten; dakspanten; spanten
roofbeams balken; binten; dwarsbalken dakbinten; dakspanten; spanten
shingles balken; binten; dwarsbalken dakbinten; dakspanten; gordelroos; spanten
VerbRelated TranslationsOther Translations
bray balken

Related Words for "balken":


Wiktionary Translations for balken:

balken
verb
  1. het geluid van een ezel maken
balken
verb
  1. to make the cry of a donkey
  2. to bellow

Cross Translation:
FromToVia
balken cry; scream; shout; cry out; call; call out; bellow; bleat; neigh; bray; roar; growl; whinny; moo; squeal; vociferate crierjeter un ou plusieurs cris.
balken bleat; neigh; bray; growl; whinny; moo; squeal hurler — Traductions à trier suivant le sens