Noun | Related Translations | Other Translations |
bar
|
bar; buffet; café; drankbuffet; kroeg; lokaliteit; spon; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog
|
baton; coffeeshop; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kruishout; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spijl; staaf; staf; stang; stijl; stok; tablet; tralie; versperring
|
café
|
bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne
|
bierhuis; buitencafé; coffeeshop; espressobar; koffiehuis; koffieshop; lunchlokaliteit; lunchroom; theehuis; uitspanning
|
coffeeshop
|
bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne
|
espressobar; koffiehuis; koffieshop; theehuis
|
inn
|
bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne
|
boerenherberg; gasthuis; herberg; logement; uitspanning
|
liquor cabinet
|
bar; buffet; drankbuffet; spon; tap; tapkast; toog
|
|
pub
|
bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne
|
biercafé; buitencafé; café; café-hotel; dorpscafé; herberg; knijp; kroeg; tapperij; taveerne
|
tavern
|
bar; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne
|
café-hotel; herberg; knijp; uitspanning
|
-
|
café; kroeg
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
bar
|
|
afgrendelen; afschermen; barricaderen; traliën; versperren
|
bare
|
|
beroven; bloot leggen; ontbloten; ontdoen; openbreken; openleggen; uitbuiten
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
abominable
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
barbaars; beestachtig; bruut; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; schandalig; verfoeilijk; wreed
|
bare
|
bar; onbegroeid
|
kaal; kale; ontbloot; onverhuld
|
barren
|
bar; onbegroeid
|
dor; droog; infertiel; kaal; onbehaard; ongastvrij; onherbergzaam; onvruchtbaar; ruig; schraal; steriel; verdord; zonder haar
|
meager
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel
|
meagre
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
dun; geen vet op de botten hebbende; iel; mager; schraal; schriel
|
miserable
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
aan lager wal; akelig; armoedig; beroerd; berooid; deplorabel; ellendig; flodderig; haveloos; karig; lamlendig; lamzalig; mager; meelijwekkend; miserabel; naar; pover; schamel; schraal; sjofel; sjofeltjes; verlopen
|
paltry
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
armoedig; flodderig; haveloos; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; verlopen
|
poor
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; behoeftig; berooid; dor; flodderig; gebrekkig; haveloos; inferieur; karig; klungelig; kommerlijk; krukkig; mager; matig; middelmatig; min; minderwaardig; minvermogend; misdeeld; niet al te best; noodlijdend; onbeduidend; onbeholpen; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onhandig; onvermogend; pover; schamel; schraal; schutterig; sjofel; sjofeltjes; slap; slapjes; slecht; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tweederangs; verlopen; zwak; zwakjes
|
terrible
|
armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
|
ellendig; funest; geducht; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; in hoge mate; noodlottig; ongelukkig; ontzettend; rampzalig; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; verschrikkelijk; vreselijk
|