Dutch
Detailed Translations for bedijken from Dutch to English
bedijken:
-
bedijken
Conjugations for bedijken:
o.t.t.
- bedijk
- bedijkt
- bedijkt
- bedijken
- bedijken
- bedijken
o.v.t.
- bedijkte
- bedijkte
- bedijkte
- bedijkten
- bedijkten
- bedijkten
v.t.t.
- heb bedijkt
- hebt bedijkt
- heeft bedijkt
- hebben bedijkt
- hebben bedijkt
- hebben bedijkt
v.v.t.
- had bedijkt
- had bedijkt
- had bedijkt
- hadden bedijkt
- hadden bedijkt
- hadden bedijkt
o.t.t.t.
- zal bedijken
- zult bedijken
- zal bedijken
- zullen bedijken
- zullen bedijken
- zullen bedijken
o.v.t.t.
- zou bedijken
- zou bedijken
- zou bedijken
- zouden bedijken
- zouden bedijken
- zouden bedijken
diversen
- bedijk!
- bedijkt!
- bedijkt
- bedijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bedijken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dam in | bedijken | |
embank | bedijken | beperken; indammen; indijken; inkapselen; inperken; limiteren |