Summary


Dutch

Detailed Translations for behuizing from Dutch to English

behuizing:

behuizing [de ~ (v)] nomen

  1. de behuizing (huisvesting; accommodatie; verblijfplaats; )
    the accommodation; the housing; the shelter; the lodging; the quarters; the lodgings
  2. de behuizing
    the housing
    – a protective cover designed to contain or support a mechanical component 1
  3. de behuizing
    the case; the shell; the casing
    – the housing or outer covering of something 1
    • case [the ~] nomen
      • the clock has a walnut case1
    • shell [the ~] nomen
    • casing [the ~] nomen

Translation Matrix for behuizing:

NounRelated TranslationsOther Translations
accommodation accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats accommodatie; gasthuis; herberg; huisvesting; logement; onderbrenging; onderdak; onderkomen
case behuizing aangelegenheid; aanvraag; affaire; casus; contract; doos; etui; foedraal; geding; geval; issue; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; punt; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk; zaak
casing behuizing etui; koker; pennendoosje; pennenkoker
housing accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats het verschaffen van onderdak; huisvesting; kwartier; logies; woningbouw
lodging accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats accommodatie; inwoning; kosthuis; logies; onderbrenging; onderdak
lodgings accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats
quarters accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats kamp; kampement; legering; legerkamp
shell behuizing bolster; bom; casco; cascowoning; chassis; dop; explosief; frame; geraamte; granaat; huls; omhulling; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; peul; raamwerk; schaal; schelp; schil; schulp; shell; skelet; vel; verpakking
shelter accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats abri; asiel; bescherming; beschutting; hospitium; huisvesting; luwte; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; protectie; schuilhoek; schuilhol; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtshaven; toevluchtsoord; vrijplaats; wachthuisje; wijkplaats
VerbRelated TranslationsOther Translations
shell bombarderen; vanuit de lucht beschieten
shelter accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; plaatsen; schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen