Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. beklimmen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beklimen from Dutch to English

beklimen form of beklimmen:

beklimmen verb (beklim, beklimt, beklom, beklommen, beklommen)

  1. beklimmen
    to climb; to climb up; to mount; to ascend
    • climb verb (climbs, climbed, climbing)
    • climb up verb (climbs up, climbed up, climbing up)
    • mount verb (mounts, mounted, mounting)
    • ascend verb (ascends, ascended, ascending)

Conjugations for beklimmen:

o.t.t.
  1. beklim
  2. beklimt
  3. beklimt
  4. beklimen
  5. beklimen
  6. beklimen
o.v.t.
  1. beklom
  2. beklom
  3. beklom
  4. beklommen
  5. beklommen
  6. beklommen
v.t.t.
  1. heb beklommen
  2. hebt beklommen
  3. heeft beklommen
  4. hebben beklommen
  5. hebben beklommen
  6. hebben beklommen
v.v.t.
  1. had beklommen
  2. had beklommen
  3. had beklommen
  4. hadden beklommen
  5. hadden beklommen
  6. hadden beklommen
o.t.t.t.
  1. zal beklimmen
  2. zult beklimmen
  3. zal beklimmen
  4. zullen beklimmen
  5. zullen beklimmen
  6. zullen beklimmen
o.v.t.t.
  1. zou beklimmen
  2. zou beklimmen
  3. zou beklimmen
  4. zouden beklimmen
  5. zouden beklimmen
  6. zouden beklimmen
diversen
  1. beklim!
  2. beklimt!
  3. beklommen
  4. beklimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beklimmen:

NounRelated TranslationsOther Translations
climb beklimming; bestijging; klim; opklimmen; stijgen
mount rijdier; rijpaard
VerbRelated TranslationsOther Translations
ascend beklimmen bevorderd worden; de hoogte ingaan; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhoogstijgen; opgaan; opklauteren; opklimmen; opstijgen; opvliegen; stijgen; zich opwerken
climb beklimmen bevorderd worden; hogerop komen; klauteren; klimmen; omhoogkomen; opgaan; opklauteren; opklimmen; opstijgen; opvliegen; zich opwerken
climb up beklimmen klimmen; naar boven klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; stijgen
mount beklimmen bestijgen; ensceneren; hoger worden; in scene zetten; klimmen; koppelen; omhoogklimmen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen

Wiktionary Translations for beklimmen:

beklimmen
verb
  1. naar de top van iets, zoals een berg, klimmen
beklimmen
verb
  1. climb up/on; to ride
  2. to mount, to move upwards on

Cross Translation:
FromToVia
beklimmen set monter — Se déplacer vers le haut, se transporter dans un lieu plus élevé, s’élever, gravir, grimper.