Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. beproevingen:
  2. beproeving:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beproevingen from Dutch to English

beproevingen:

beproevingen [de ~] nomen, plural

  1. de beproevingen
    the trials

Translation Matrix for beproevingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
trials beproevingen

Related Words for "beproevingen":


beproevingen form of beproeving:

beproeving [de ~ (v)] nomen

  1. de beproeving (ernstige toetsing)
    the ordeal; the trial; the testing
  2. de beproeving (kwelling; ergernis; grief; )
    the ordeal; the test; the testing

Translation Matrix for beproeving:

NounRelated TranslationsOther Translations
ordeal beproeving; bezoeking; ergernis; ernstige toetsing; grief; kwelling; nood; temptatie aanvechting; bekoring; godsoordeel; oordeel van god; seductie; temptatie; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking; vuurproef
test beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie chemische verbinding; computertoets; maatstaf; probeersel; proef; proefwerk; reagens; repetitie; test; toets; toetssteen
testing beproeving; bezoeking; ergernis; ernstige toetsing; grief; kwelling; nood; temptatie keuring; proef; testen; toetsing
trial beproeving; ernstige toetsing aanvechting; bekoring; berechting; geding; ondervraging; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak; seductie; temptatie; verhoor; verhoring; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
VerbRelated TranslationsOther Translations
test aanvragen; aanzoeken; beproeven; examen afnemen; examineren; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; overhoren; proberen; proeven; testen; toetsen; uitnodigen; uitproberen; uittesten; verzoeken; vragen

Related Words for "beproeving":


Wiktionary Translations for beproeving:

beproeving
noun
  1. trial in which the accused was subjected to a dangerous test
  2. harsh treatment or experience
  3. -
  4. difficult experience
  5. adversity

Cross Translation:
FromToVia
beproeving affliction; distress; sorrow; trial; woe; sadness; adversity; grief; ordeal; pain affliction — État d’abattement produit par un évènement malheureux.
beproeving affliction; distress; sorrow; trial; woe; heartbreak crève-cœur — (familier, fr) Grand déplaisir, grande douleur mêlée de dépit.
beproeving desolation; affliction; distress; sorrow; woe; sadness; pain désolationextrême affliction.
beproeving try; trial; rehearsal; experiment; assay essai — test
beproeving ordeal épreuve — Malheurs, obstacles de la vie, dangers, etc.