Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. beroemen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beroem from Dutch to English

beroem form of beroemen:

beroemen verb (beroem, beroemt, beroemde, beroemden, beroemd)

  1. beroemen (roem dragen)
    glory in; to boast; pride oneself on

Conjugations for beroemen:

o.t.t.
  1. beroem
  2. beroemt
  3. beroemt
  4. beroemen
  5. beroemen
  6. beroemen
o.v.t.
  1. beroemde
  2. beroemde
  3. beroemde
  4. beroemden
  5. beroemden
  6. beroemden
v.t.t.
  1. heb beroemd
  2. hebt beroemd
  3. heeft beroemd
  4. hebben beroemd
  5. hebben beroemd
  6. hebben beroemd
v.v.t.
  1. had beroemd
  2. had beroemd
  3. had beroemd
  4. hadden beroemd
  5. hadden beroemd
  6. hadden beroemd
o.t.t.t.
  1. zal beroemen
  2. zult beroemen
  3. zal beroemen
  4. zullen beroemen
  5. zullen beroemen
  6. zullen beroemen
o.v.t.t.
  1. zou beroemen
  2. zou beroemen
  3. zou beroemen
  4. zouden beroemen
  5. zouden beroemen
  6. zouden beroemen
diversen
  1. beroem!
  2. beroemt!
  3. beroemd
  4. beroemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beroemen [znw.] nomen

  1. beroemen
    the take a pride in

Translation Matrix for beroemen:

NounRelated TranslationsOther Translations
boast branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
take a pride in beroemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
boast beroemen; roem dragen bluffen; bogen; brallen; grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven; zich kunnen beroemen op
glory in beroemen; roem dragen
pride oneself on beroemen; roem dragen bogen; zich kunnen beroemen op; zich laten voorstaan

Wiktionary Translations for beroemen:

beroemen
verb
  1. zich ~ op: krediet opeisen op basis van beweringen van verworvenheden of kunde