Summary
Dutch
Detailed Translations for bestijgen from Dutch to English
bestijgen:
-
bestijgen
Conjugations for bestijgen:
o.t.t.
- bestijg
- bestijgt
- bestijgt
- bestijgen
- bestijgen
- bestijgen
o.v.t.
- besteeg
- besteeg
- besteeg
- bestegen
- bestegen
- bestegen
v.t.t.
- heb bestegen
- hebt bestegen
- heeft bestegen
- hebben bestegen
- hebben bestegen
- hebben bestegen
v.v.t.
- had bestegen
- had bestegen
- had bestegen
- hadden bestegen
- hadden bestegen
- hadden bestegen
o.t.t.t.
- zal bestijgen
- zult bestijgen
- zal bestijgen
- zullen bestijgen
- zullen bestijgen
- zullen bestijgen
o.v.t.t.
- zou bestijgen
- zou bestijgen
- zou bestijgen
- zouden bestijgen
- zouden bestijgen
- zouden bestijgen
diversen
- bestijg!
- bestijgt!
- bestegen
- bestijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bestijgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mount | rijdier; rijpaard | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
mount | bestijgen | beklimmen; ensceneren; hoger worden; in scene zetten; klimmen; koppelen; omhoogklimmen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen |
Wiktionary Translations for bestijgen:
bestijgen
Cross Translation:
verb
-
get on top of an animal to mate
-
copulate
- cover → bespringen; paren; dekken; bestijgen
-
to enter upon an office or dignity
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bestijgen | → descend; get off; go down; get out; exit; go out; alight; emerge; leave; quit; get out of a car | ↔ descendre — Traductions à trier suivant le sens. |