Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bestreden:
  2. bestrijden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bestreden from Dutch to English

bestreden:

bestreden adj

  1. bestreden (tegengegaan; verzet)

Translation Matrix for bestreden:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
contested bestreden; tegengegaan; verzet bedenkelijk; betwist; dubieus; kwestieus; omstreden; twijfelachtig; verdacht

bestreden form of bestrijden:

bestrijden verb (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)

  1. bestrijden (aanvechten; betwisten)
    to dispute; to challenge; to contest; to question
    • dispute verb (disputes, disputed, disputing)
    • challenge verb (challenges, challenged, challenging)
    • contest verb (contests, contested, contesting)
    • question verb (questions, questioned, questioning)
  2. bestrijden (bevechten; bekampen)
    to fight; to combat; to contest; to quarrel; to battle with
    • fight verb (fights, fought, fighting)
    • combat verb (combats, combatted, combatting)
    • contest verb (contests, contested, contesting)
    • quarrel verb (quarrels, quarreled, quarreling)
    • battle with verb (battles with, battled with, battling with)

Conjugations for bestrijden:

o.t.t.
  1. bestrijd
  2. bestrijdt
  3. bestrijdt
  4. bestrijden
  5. bestrijden
  6. bestrijden
o.v.t.
  1. bestreed
  2. bestreed
  3. bestreed
  4. bestreden
  5. bestreden
  6. bestreden
v.t.t.
  1. heb bestreden
  2. hebt bestreden
  3. heeft bestreden
  4. hebben bestreden
  5. hebben bestreden
  6. hebben bestreden
v.v.t.
  1. had bestreden
  2. had bestreden
  3. had bestreden
  4. hadden bestreden
  5. hadden bestreden
  6. hadden bestreden
o.t.t.t.
  1. zal bestrijden
  2. zult bestrijden
  3. zal bestrijden
  4. zullen bestrijden
  5. zullen bestrijden
  6. zullen bestrijden
o.v.t.t.
  1. zou bestrijden
  2. zou bestrijden
  3. zou bestrijden
  4. zouden bestrijden
  5. zouden bestrijden
  6. zouden bestrijden
diversen
  1. bestrijd!
  2. bestrijdt!
  3. bestreden
  4. bestrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bestrijden [znw.] nomen

  1. bestrijden (aanvechten; betwisten)
    the dispute; the challenge; the contest; the impugn

Translation Matrix for bestrijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
challenge aanvechten; bestrijden; betwisten bestrijding; uitdaging; verschoning
contest aanvechten; bestrijden; betwisten bestrijding; concours; partij; pot; prijsvraag; strijd; wedstrijd
dispute aanvechten; bestrijden; betwisten botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
fight gedonderjaag; geravot; gestoei; gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; stoeierij; stoeipartij; strijden; vechtpartij
impugn aanvechten; bestrijden; betwisten
quarrel botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; kwestie; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
question geval; interpellatie; issue; kwestie; opgaaf; opgave; probleem; punt; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
VerbRelated TranslationsOther Translations
battle with bekampen; bestrijden; bevechten
challenge aanvechten; bestrijden; betwisten
combat bekampen; bestrijden; bevechten de strijd aanbinden
contest aanvechten; bekampen; bestrijden; betwisten; bevechten
dispute aanvechten; bestrijden; betwisten argumenteren; bakkeleien; bekvechten; disputeren; hakketakken; redetwisten; ruzieën; twisten
fight bekampen; bestrijden; bevechten bakkeleien; de strijd aanbinden; duelleren; kampen; knokken; matten; strijd voeren; strijden; vechten
quarrel bekampen; bestrijden; bevechten bakkeleien; bekvechten; hakketakken; in onmin geraken; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie maken; ruzieën; ruziën; strijden; twisten; vechten
question aanvechten; bestrijden; betwisten aarzelen; doorvragen; doorzagen; interpelleren; ondervragen; overhoren; twijfelen; uithoren; uitvragen; verhoren; weifelen

Wiktionary Translations for bestrijden:

bestrijden
verb
  1. de strijd aanbinden met iets of iemand
bestrijden
verb
  1. To verbally assault, especially to argue against an opinion, motive, or action
  2. (transitive) to assail in battle; to fight

Cross Translation:
FromToVia
bestrijden contest; challenge; impugn; question; dispute; protest contester — Mettre en discussion ce que quelqu’un revendique.
bestrijden challenge; question; contest; dispute; protest disputer — Être en discussion plus ou moins vif à propos d’opinions, d’intérêts.
bestrijden slay pourfendrefendre un homme de haut en bas d’un coup de sabre, de cimeterre.
bestrijden protest protesterpromettre formellement, assurer positivement, solennellement.

Related Translations for bestreden