Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bewerkstelligen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bewerkstelligen from Dutch to English

bewerkstelligen:

bewerkstelligen verb (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)

  1. bewerkstelligen (voor elkaar krijgen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen)
    to accomplish; to succeed
    • accomplish verb (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • succeed verb (succeeds, succeeded, succeeding)
  2. bewerkstelligen (verwerkelijken; realiseren; verwezenlijken)
    to realize; to bring about; to effect; to realise
    • realize verb, amerikan (realizes, realized, realizing)
    • bring about verb (brings about, brought about, bringing about)
    • effect verb (effects, effected, effecting)
    • realise verb, engelsk

Conjugations for bewerkstelligen:

o.t.t.
  1. bewerkstellig
  2. bewerkstelligt
  3. bewerkstelligt
  4. bewerkstelligen
  5. bewerkstelligen
  6. bewerkstelligen
o.v.t.
  1. bewerkstelligde
  2. bewerkstelligde
  3. bewerkstelligde
  4. bewerkstelligden
  5. bewerkstelligden
  6. bewerkstelligden
v.t.t.
  1. heb bewerkstelligd
  2. hebt bewerkstelligd
  3. heeft bewerkstelligd
  4. hebben bewerkstelligd
  5. hebben bewerkstelligd
  6. hebben bewerkstelligd
v.v.t.
  1. had bewerkstelligd
  2. had bewerkstelligd
  3. had bewerkstelligd
  4. hadden bewerkstelligd
  5. hadden bewerkstelligd
  6. hadden bewerkstelligd
o.t.t.t.
  1. zal bewerkstelligen
  2. zult bewerkstelligen
  3. zal bewerkstelligen
  4. zullen bewerkstelligen
  5. zullen bewerkstelligen
  6. zullen bewerkstelligen
o.v.t.t.
  1. zou bewerkstelligen
  2. zou bewerkstelligen
  3. zou bewerkstelligen
  4. zouden bewerkstelligen
  5. zouden bewerkstelligen
  6. zouden bewerkstelligen
diversen
  1. bewerkstellig!
  2. bewerkstelligt!
  3. bewerkstelligd
  4. bewerkstelligend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bewerkstelligen:

NounRelated TranslationsOther Translations
effect effect; gevolg; inwerking; resultaat; teweegbrengen; teweegbrenging; uitwerking
VerbRelated TranslationsOther Translations
accomplish bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; functie bekleden; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren
bring about bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken losmaken; teweegbrengen; tot stand brengen; totstandbrengen; veroorzaken; voor elkaar krijgen
effect bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken losmaken; teweegbrengen
realise bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken beseffen; doorzien; inzien; kapitaliseren; onderkennen; realiseren; totstandkomen; waarmaken
realize bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken beseffen; doorzien; inzien; kapitaliseren; onderkennen; realiseren; totstandkomen; waarmaken
succeed bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen een prestatie leveren; lukken; presteren

Wiktionary Translations for bewerkstelligen:

bewerkstelligen
verb
  1. To start a defined process, without regard to whether it runs to completion or not
  2. To start a defined process and run it to completion
  3. to make or bring about; to implement
  4. To accomplish
  5. to make real
  6. cause to happen

Cross Translation:
FromToVia
bewerkstelligen make so faire en sorte queagir de telle façon que… , prendre les dispositions nécessaires pour que... .
bewerkstelligen realize; realise; achieve; accomplish; fulfil; carry through; produce réaliser — construire