Dutch
Detailed Translations for bijschaven from Dutch to English
bijschaven:
-
bijschaven (perfectioneren)
Conjugations for bijschaven:
o.t.t.
- schaaf bij
- schaaft bij
- schaaft bij
- schaven bij
- schaven bij
- schaven bij
o.v.t.
- schaafde bij
- schaafde bij
- schaafde bij
- schaafden bij
- schaafden bij
- schaafden bij
v.t.t.
- heb bijgeschaven
- hebt bijgeschaven
- heeft bijgeschaven
- hebben bijgeschaven
- hebben bijgeschaven
- hebben bijgeschaven
v.v.t.
- had bijgeschaven
- had bijgeschaven
- had bijgeschaven
- hadden bijgeschaven
- hadden bijgeschaven
- hadden bijgeschaven
o.t.t.t.
- zal bijschaven
- zult bijschaven
- zal bijschaven
- zullen bijschaven
- zullen bijschaven
- zullen bijschaven
o.v.t.t.
- zou bijschaven
- zou bijschaven
- zou bijschaven
- zouden bijschaven
- zouden bijschaven
- zouden bijschaven
diversen
- schaaf bij!
- schaaft bij!
- bijgeschaven
- bijschavend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze