Dutch
Detailed Translations for bijsturend from Dutch to English
bijsturen:
-
bijsturen
Conjugations for bijsturen:
o.t.t.
- stuur bij
- stuurt bij
- stuurt bij
- sturen bij
- sturen bij
- sturen bij
o.v.t.
- stuurde bij
- stuurde bij
- stuurde bij
- stuurden bij
- stuurden bij
- stuurden bij
v.t.t.
- heb bijgestuurd
- hebt bijgestuurd
- heeft bijgestuurd
- hebben bijgestuurd
- hebben bijgestuurd
- hebben bijgestuurd
v.v.t.
- had bijgestuurd
- had bijgestuurd
- had bijgestuurd
- hadden bijgestuurd
- hadden bijgestuurd
- hadden bijgestuurd
o.t.t.t.
- zal bijsturen
- zult bijsturen
- zal bijsturen
- zullen bijsturen
- zullen bijsturen
- zullen bijsturen
o.v.t.t.
- zou bijsturen
- zou bijsturen
- zou bijsturen
- zouden bijsturen
- zouden bijsturen
- zouden bijsturen
diversen
- stuur bij!
- stuurt bij!
- bijgestuurd
- bijsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bijsturen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
adjust | bijsturen | aanpassen; afstellen; afstemmen; bijstellen; ding rechtzetten; instellen; regelen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen; zich voegen naar |