Dutch

Detailed Translations for bikten from Dutch to English

bikken:

bikken verb (bik, bikt, bikte, bikten, gebikt)

  1. bikken (eten; naar binnen werken)
    to eat heartily; having a good feed; eat hungrily; to work inside
  2. bikken (verorberen; consumeren; vreten; )
    to dispatch; to consume
    • dispatch verb (dispatches, dispatched, dispatching)
    • consume verb (consumes, consumed, consuming)

Conjugations for bikken:

o.t.t.
  1. bik
  2. bikt
  3. bikt
  4. bikken
  5. bikken
  6. bikken
o.v.t.
  1. bikte
  2. bikte
  3. bikte
  4. bikten
  5. bikten
  6. bikten
v.t.t.
  1. heb gebikt
  2. hebt gebikt
  3. heeft gebikt
  4. hebben gebikt
  5. hebben gebikt
  6. hebben gebikt
v.v.t.
  1. had gebikt
  2. had gebikt
  3. had gebikt
  4. hadden gebikt
  5. hadden gebikt
  6. hadden gebikt
o.t.t.t.
  1. zal bikken
  2. zult bikken
  3. zal bikken
  4. zullen bikken
  5. zullen bikken
  6. zullen bikken
o.v.t.t.
  1. zou bikken
  2. zou bikken
  3. zou bikken
  4. zouden bikken
  5. zouden bikken
  6. zouden bikken
diversen
  1. bik!
  2. bikt!
  3. gebikt
  4. bikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bikken [het ~] nomen

  1. het bikken (afbikken; wegbikken)
    the chopping; the chipping off; the cutting away
  2. het bikken (vreten)
    the grub; the chow; the feeding

Translation Matrix for bikken:

NounRelated TranslationsOther Translations
chipping off afbikken; bikken; wegbikken
chopping afbikken; bikken; wegbikken
chow bikken; vreten
consume verbruiken
cutting away afbikken; bikken; wegbikken
dispatch aflevering; leverantie; levering; missie; roeping; uitlevering; zending; zending met speciale opdracht
feeding bikken; vreten eten; kost; spijziging; voederen; voedering; voeding; voedingswaarde hebben; voedsel; voedzaamheid; voer geven; voeren; voering
grub bikken; vreten larve; made; slodder; slodderkous; sloddervos; slons
VerbRelated TranslationsOther Translations
consume bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; doorjagen; drugs consumeren; eten; gebruiken; laven; lenigen; lessen; nuttigen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; oppeuzelen; opvreten; tegoed doen; tot zich nemen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten
dispatch bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen verzenden
eat heartily bikken; eten; naar binnen werken smullen; smullen van
eat hungrily bikken; eten; naar binnen werken
having a good feed bikken; eten; naar binnen werken
work inside bikken; eten; naar binnen werken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
dispatch verzending

Related Words for "bikken":


Related Definitions for "bikken":

  1. eten (populair)1
    • hij zat zo lekker te bikken!1
  2. stukken steen of ijzer afhakken1
    • de metselaar bikte een gat in de muur1