Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. binnendragen:


Dutch

Detailed Translations for binnendragen from Dutch to English

binnendragen:

binnendragen verb (draag binnen, draagt binnen, droeg binnen, droegen binnen, binnengedragen)

  1. binnendragen
    to bring in; to carry in
    • bring in verb (brings in, brought in, bringing in)
    • carry in verb (carry in, carried in, carrying in)

Conjugations for binnendragen:

o.t.t.
  1. draag binnen
  2. draagt binnen
  3. draagt binnen
  4. dragen binnen
  5. dragen binnen
  6. dragen binnen
o.v.t.
  1. droeg binnen
  2. droeg binnen
  3. droeg binnen
  4. droegen binnen
  5. droegen binnen
  6. droegen binnen
v.t.t.
  1. heb binnengedragen
  2. hebt binnengedragen
  3. heeft binnengedragen
  4. hebben binnengedragen
  5. hebben binnengedragen
  6. hebben binnengedragen
v.v.t.
  1. had binnengedragen
  2. had binnengedragen
  3. had binnengedragen
  4. hadden binnengedragen
  5. hadden binnengedragen
  6. hadden binnengedragen
o.t.t.t.
  1. zal binnendragen
  2. zult binnendragen
  3. zal binnendragen
  4. zullen binnendragen
  5. zullen binnendragen
  6. zullen binnendragen
o.v.t.t.
  1. zou binnendragen
  2. zou binnendragen
  3. zou binnendragen
  4. zouden binnendragen
  5. zouden binnendragen
  6. zouden binnendragen
en verder
  1. ben binnengedragen
  2. bent binnengedragen
  3. is binnengedragen
  4. zijn binnengedragen
  5. zijn binnengedragen
  6. zijn binnengedragen
diversen
  1. draag binnen!
  2. draagt binnen!
  3. binnengedragen
  4. binnendragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for binnendragen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bring in binnendragen bijhalen; binnenbrengen; binnenhalen; naar voren brengen; opbrengen; opleveren; opperen; poneren; suggereren
carry in binnendragen