Dutch
Detailed Translations for boemelen from Dutch to English
boemelen:
-
boemelen (aan de zwier gaan)
Conjugations for boemelen:
o.t.t.
- boemel
- boemelt
- boemelt
- boemelen
- boemelen
- boemelen
o.v.t.
- boemelde
- boemelde
- boemelde
- boemelden
- boemelden
- boemelden
v.t.t.
- heb geboemeld
- hebt geboemeld
- heeft geboemeld
- hebben geboemeld
- hebben geboemeld
- hebben geboemeld
v.v.t.
- had geboemeld
- had geboemeld
- had geboemeld
- hadden geboemeld
- hadden geboemeld
- hadden geboemeld
o.t.t.t.
- zal boemelen
- zult boemelen
- zal boemelen
- zullen boemelen
- zullen boemelen
- zullen boemelen
o.v.t.t.
- zou boemelen
- zou boemelen
- zou boemelen
- zouden boemelen
- zouden boemelen
- zouden boemelen
diversen
- boemel!
- boemelt!
- geboemeld
- boemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for boemelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be on the spree | aan de zwier gaan; boemelen | de hort op gaan; stappen; uitgaan |
Related Words for "boemelen":
boemelen form of boemel:
-
de boemel (boemeltrein)
Translation Matrix for boemel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
slow train | boemel; boemeltrein | boemeltreintje; stoptrein; stoptreintje |
stopping train | boemel; boemeltrein | stoptrein; stoptreintje |