Dutch

Detailed Translations for branche from Dutch to English

branche:

branche [de ~] nomen

  1. de branche (bedrijfstak; economische sector)
    the branch
    – a division of some larger or more complex organization 1
    • branch [the ~] nomen
      • a branch of Congress1
      • botany is a branch of biology1
      • the Germanic branch of Indo-European languages1
  2. de branche (beroepsgroep)
    the branch; the occupational group
  3. de branche (branche-element; voorwaardelijke branche)
    the branch; the conditional branch; the branch element
    – An element of workflow logic that defines an alternative condition and action or additional steps, in cases when the criteria in a condition element are not met. A logical 'else-if-then' statement in a workflow. 2

Translation Matrix for branche:

NounRelated TranslationsOther Translations
branch bedrijfstak; beroepsgroep; branche; branche-element; economische sector; voorwaardelijke branche afdeling; agentschap; bijkantoor; boomtak; deelsoort; departement; detachement; ent; filiaal; hulpkantoor; loot; sectie; tak; takje; twijg; vakgroep; vertakking; zijtak
branch element branche; branche-element; voorwaardelijke branche
branch of industry bedrijfstak; branche; economische sector industrie; tak van nijverheid
conditional branch branche; branche-element; voorwaardelijke branche
economic sector bedrijfstak; branche; economische sector economische sector
line of business bedrijfstak; branche; economische sector
occupational group beroepsgroep; branche
sector of industry bedrijfstak; branche; economische sector industrie; tak van nijverheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
branch aftakken; uitvoeren als vertakking; vertakken; vertakking

Related Words for "branche":

  • branches

Wiktionary Translations for branche:

branche
noun
  1. bedrijfstak
branche
noun
  1. criminal's special branch of practice
  2. specific branch or knowledge or learning
  3. category in which a certain activity belongs

Cross Translation:
FromToVia
branche domain domaine — Propriété d’une assez vaste étendue et contenant des biens-fonds de diverse nature. (Sens général)
branche special; specialty; speciality; branch; compartment; department; pigeonhole; section; division; square; specialization; ward spécialitécaractère de ce qui est spécial.