Dutch

Detailed Translations for dank from Dutch to English

dank:

dank adj

  1. dank

dank [de ~ (m)] nomen

  1. de dank
    the acknowledgement; the thanks; the thanking

Translation Matrix for dank:

NounRelated TranslationsOther Translations
acknowledgement dank bedankbrief; bedankje; bekennen; bevestiging; bronvermelding; confessie; dankbetuiging; danken; dankzegging; erkenning; toegeving
thanking dank
thanks dank bedankje; dankbaarheid; danken; erkentelijkheid
OtherRelated TranslationsOther Translations
thanks dank je; dank u wel; merci
ModifierRelated TranslationsOther Translations
thanks dank bedankt
your welcome dank

Related Words for "dank":


Related Definitions for "dank":

  1. waarmee je laat blijken dat je er blij mee bent1
    • ik hielp hem, en zijn dank was groot1

Wiktionary Translations for dank:

dank
noun
  1. grateful feelings

Cross Translation:
FromToVia
dank gratitude; thanks; thanksgiving remerciementaction de remercier.

dank form of danken:

danken verb (dank, dankt, dankte, dankten, gedankt)

  1. danken (bedanken)
    render thanks; say thank you to; to thank
  2. danken (dank betuigen; bedanken)
  3. danken (te danken hebben)
    owe to; to be indebted

Conjugations for danken:

o.t.t.
  1. dank
  2. dankt
  3. dankt
  4. danken
  5. danken
  6. danken
o.v.t.
  1. dankte
  2. dankte
  3. dankte
  4. dankten
  5. dankten
  6. dankten
v.t.t.
  1. heb gedankt
  2. hebt gedankt
  3. heeft gedankt
  4. hebben gedankt
  5. hebben gedankt
  6. hebben gedankt
v.v.t.
  1. had gedankt
  2. had gedankt
  3. had gedankt
  4. hadden gedankt
  5. hadden gedankt
  6. hadden gedankt
o.t.t.t.
  1. zal danken
  2. zult danken
  3. zal danken
  4. zullen danken
  5. zullen danken
  6. zullen danken
o.v.t.t.
  1. zou danken
  2. zou danken
  3. zou danken
  4. zouden danken
  5. zouden danken
  6. zouden danken
en verder
  1. ben gedankt
  2. bent gedankt
  3. is gedankt
  4. zijn gedankt
  5. zijn gedankt
  6. zijn gedankt
diversen
  1. dank!
  2. dankt!
  3. gedankt
  4. dankend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

danken [znw.] nomen

  1. danken (bedankje)
    the acknowledgement; the thanks
  2. danken (erkentelijkheid; dankbaarheid)
    the appreciation; the gratitude; the gratefulness; the recognition; the recognizing; the thanks; the thankfulness

Translation Matrix for danken:

NounRelated TranslationsOther Translations
acknowledgement bedankje; danken bedankbrief; bekennen; bevestiging; bronvermelding; confessie; dank; dankbetuiging; dankzegging; erkenning; toegeving
appreciation dankbaarheid; danken; erkentelijkheid achting; dankbaarheid; erkentelijkheid; erkentenis; respect; waardering; waardevermeerdering
gratefulness dankbaarheid; danken; erkentelijkheid
gratitude dankbaarheid; danken; erkentelijkheid dankbaarheid; erkentelijkheid
recognition dankbaarheid; danken; erkentelijkheid dankbaarheid; erkentelijkheid; herkennen; herkenning; thuisbrengen
recognizing dankbaarheid; danken; erkentelijkheid
thankfulness dankbaarheid; danken; erkentelijkheid
thanks bedankje; dankbaarheid; danken; erkentelijkheid dank
VerbRelated TranslationsOther Translations
be indebted danken; te danken hebben
owe to danken; te danken hebben
render thanks bedanken; danken
say thank you to bedanken; danken
show one's gratitude to bedanken; dank betuigen; danken
thank bedanken; danken
- bedanken
OtherRelated TranslationsOther Translations
thanks dank je; dank u wel; merci
ModifierRelated TranslationsOther Translations
thanks bedankt; dank

Related Words for "danken":


Synonyms for "danken":


Related Definitions for "danken":

  1. zeggen dat je er blij mee bent1
    • ik dank iedereen voor de aandacht1

Wiktionary Translations for danken:

danken
verb
  1. express gratitude or appreciation to someone

Related Translations for dank