Noun | Related Translations | Other Translations |
buckle
|
|
gesp
|
buckle on
|
dichtgespen; dichtsnoeren
|
|
lace
|
|
galon; kant; kantkloswerk; kantwerk; omzoming; tres
|
strap
|
|
draagband; draagriem
|
string
|
|
aaneenschakeling; bindgaren; bindtouwen; draad; garen; keten; reeks; rij; rijgsnoer; serie; sliert; slingervormig ding; snaar; tekenreeks
|
tie
|
|
das; halsdoek; handenbinder; handenbindertje; knopen; shawl; sjaal; stropdas
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
buckle
|
dichtgespen; dichtsnoeren; toegespen
|
aangespen; gespen; ineenzakken; ineenzijgen; vastgespen
|
buckle on
|
|
omgespen
|
cant
|
dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
|
femelen
|
lace
|
dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
|
|
strap
|
dichtgespen; dichtsnoeren; toegespen
|
|
string
|
dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
|
snoeren
|
tack up
|
dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
|
|
tie
|
dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen
|
aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aaneenbinden; binden; in de val laten lopen; knevelen; knopen; samenbinden; strikken; vastbinden; vastketenen; vastkluisteren; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; verbinden
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
lace
|
|
kanten
|