Interglot - "dikker worden" translated from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

dikker worden:
- thicken; condense; concentrate; become thicker; gain weight; become heavier; gain

Dutch

Detailed Translations for dikker worden from Dutch to English

dikker worden (geconcentreerder worden; stollen)
to thicken; to condense; to concentrate
- thicken verb (thickens, thickened, thickening)
- condense verb (condenses, condensed, condensing)
- concentrate verb (concentrates, concentrated, concentrating)
dikker worden (verdikken)
become thicker; to thicken
- become thicker verb
- thicken verb (thickens, thickened, thickening)
dikker worden (zwaarder worden; aankomen)
gain weight; to become heavier; to gain
- gain weight verb
- become heavier verb (becomes heavier, becoming heavier)
- gain verb (gains, gained, gaining)

Noun	Related Translations	Other Translations
concentrate		krachtvoer
gain		aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winst
Verb	Related Translations	Other Translations
become heavier	aankomen; dikker worden; zwaarder worden
become thicker	dikker worden; verdikken
concentrate	dikker worden; geconcentreerder worden; stollen	door koken dikker maken; door koken dikker worden; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; verdikken
condense	dikker worden; geconcentreerder worden; stollen	condenseren; door koken dikker maken; door koken dikker worden; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; kort samenvatten; recapituleren; samenvatten; tot damp worden; verdampen; verdikken; vervliegen
gain	aankomen; dikker worden; zwaarder worden	behalen; gewinnen; inhalen; inlopen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; winnen
gain weight	aankomen; dikker worden; zwaarder worden
thicken	dikker worden; geconcentreerder worden; stollen; verdikken	door koken dikker maken; door koken dikker worden; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; verdikken