Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. doorhebben:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doorhebben from Dutch to English

doorhebben:

doorhebben verb (heb door, hebt door, heeft door, had door, hadden door, doorgehad)

  1. doorhebben (doorzien)
    to see through
    • see through verb (sees through, saw through, seeing through)

Conjugations for doorhebben:

o.t.t.
  1. heb door
  2. hebt door
  3. heeft door
  4. hebben door
  5. hebben door
  6. hebben door
o.v.t.
  1. had door
  2. had door
  3. had door
  4. hadden door
  5. hadden door
  6. hadden door
v.t.t.
  1. heb doorgehad
  2. hebt doorgehad
  3. heeft doorgehad
  4. hebben doorgehad
  5. hebben doorgehad
  6. hebben doorgehad
v.v.t.
  1. had doorgehad
  2. had doorgehad
  3. had doorgehad
  4. hadden doorgehad
  5. hadden doorgehad
  6. hadden doorgehad
o.t.t.t.
  1. zal doorhebben
  2. zult doorhebben
  3. zal doorhebben
  4. zullen doorhebben
  5. zullen doorhebben
  6. zullen doorhebben
o.v.t.t.
  1. zou doorhebben
  2. zou doorhebben
  3. zou doorhebben
  4. zouden doorhebben
  5. zouden doorhebben
  6. zouden doorhebben
diversen
  1. heb door!
  2. hebt door!
  3. doorgehad
  4. doorhebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorhebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
see through doorhebben; doorzien beginnen te snappen; door kijken; doorgronden; doorkrijgen; doorzien hebben; erdoorheen kijken; erdoorheen zien; inzien

Wiktionary Translations for doorhebben:

doorhebben