Dutch
Detailed Translations for doorlaat from Dutch to English
doorlaat:
-
de doorlaat
Translation Matrix for doorlaat:
Noun | Related Translations | Other Translations |
culvert | doorlaat | |
drain | doorlaat | afdruipen; afdruppelen; afvoer; afvoerbuis; afvoerkanaal; afwateringsbuis; afwateringskanaal; boezem; regenpijp; riolering; riool; sas; schutsluisje; sluis; spui; uitdruipen; uitdruppelen; verlaat |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drain | afdruipen; afdruppelen; afscheiden; afvoeren; afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegzuigen; lozen; ontwateren; spuien; uitdruipen; uitdruppelen; uithalen; uitlekken; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen |
Related Words for "doorlaat":
doorlaten:
-
doorlaten
Conjugations for doorlaten:
o.t.t.
- laat door
- laat door
- laat door
- laten door
- laten door
- laten door
o.v.t.
- liet door
- liet door
- liet door
- lieten door
- lieten door
- lieten door
v.t.t.
- heb doorgelaten
- hebt doorgelaten
- heeft doorgelaten
- hebben doorgelaten
- hebben doorgelaten
- hebben doorgelaten
v.v.t.
- had doorgelaten
- had doorgelaten
- had doorgelaten
- hadden doorgelaten
- hadden doorgelaten
- hadden doorgelaten
o.t.t.t.
- zal doorlaten
- zult doorlaten
- zal doorlaten
- zullen doorlaten
- zullen doorlaten
- zullen doorlaten
o.v.t.t.
- zou doorlaten
- zou doorlaten
- zou doorlaten
- zouden doorlaten
- zouden doorlaten
- zouden doorlaten
en verder
- ben doorgelaten
- bent doorgelaten
- is doorgelaten
- zijn doorgelaten
- zijn doorgelaten
- zijn doorgelaten
diversen
- laat door!
- laat door!
- doorgelaten
- doorlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for doorlaten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
let pass | doorlaten | laten liggen; laten voorbijgaan; voorbijlaten |
let through | doorlaten | doorsluizen |