Dutch

Detailed Translations for drong from Dutch to English

dringen:

dringen verb (dring, dringt, drong, drongen, gedrongen)

  1. dringen (duwen)
    to push
    • push verb (pushes, pushed, pushing)

Conjugations for dringen:

o.t.t.
  1. dring
  2. dringt
  3. dringt
  4. dringen
  5. dringen
  6. dringen
o.v.t.
  1. drong
  2. drong
  3. drong
  4. drongen
  5. drongen
  6. drongen
v.t.t.
  1. heb gedrongen
  2. hebt gedrongen
  3. heeft gedrongen
  4. hebben gedrongen
  5. hebben gedrongen
  6. hebben gedrongen
v.v.t.
  1. had gedrongen
  2. had gedrongen
  3. had gedrongen
  4. hadden gedrongen
  5. hadden gedrongen
  6. hadden gedrongen
o.t.t.t.
  1. zal dringen
  2. zult dringen
  3. zal dringen
  4. zullen dringen
  5. zullen dringen
  6. zullen dringen
o.v.t.t.
  1. zou dringen
  2. zou dringen
  3. zou dringen
  4. zouden dringen
  5. zouden dringen
  6. zouden dringen
en verder
  1. ben gedrongen
  2. bent gedrongen
  3. is gedrongen
  4. zijn gedrongen
  5. zijn gedrongen
  6. zijn gedrongen
diversen
  1. dring!
  2. dringt!
  3. gedrongen
  4. dringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dringen:

NounRelated TranslationsOther Translations
push duw; duwtje; knopje; por; stoot; stootje; zet
VerbRelated TranslationsOther Translations
push dringen; duwen aanduwen; avanceren; helpen; hengsten; promoten; rammen; schuiven; schuivend verplaatsen; stompen; verhandelen; verkopen; verschuiven; voor zich uitschuiven; voortschuiven

Related Definitions for "dringen":

  1. mensen opzij duwen om zelf vooraan te komen1
    • de mensen stonden voor het paleis te dringen1

Wiktionary Translations for dringen:

dringen
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
dringen push; sprout; thrust; chase; drive; drive on; impel; shoo; propel; pursue; actuate pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.
dringen squeeze; hurry; press; urge; oppress; pinch; squash; insist; affirm; dwell; maintain; accelerate; speed up; advance; hasten; further; promote presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.
dringen squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).