Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. eenheden:
  2. eenheid:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eenheden from Dutch to English

eenheden:

eenheden

  1. eenheden
    the units
    – The quantity of a resource assigned to a task. The maximum units is the maximum number of units available for the resource. For example, if you have three plumbers, the maximum units is 300 percent or three plumbers working full-time. 1

Translation Matrix for eenheden:

NounRelated TranslationsOther Translations
units eenheden

eenheid:

eenheid [de ~ (v)] nomen

  1. de eenheid (gelijkvormigheid; uniformiteit; eenvormigheid)
    the unity; the unit; the uniformity; the monotony
  2. de eenheid (legereenheid; legeronderdeel; legerafdeling)
    the army unit
  3. de eenheid (voltalligheid; geheel; volledigheid; )
    the completeness; the fullness
  4. de eenheid
    the unit
    – A measurement that specifies in what quantity a product will be sold. 1
    • unit [the ~] nomen

Translation Matrix for eenheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
army unit eenheid; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel legerafdeling
completeness alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid compleetheid; uitputtendheid; volledigheid
fullness alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid compleetheid; volheid; volledigheid
monotony eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit eentonigheid; eenvormigheid; grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; monotonie; saaiheid; somberheid; uniformiteit
uniformity eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit eentonigheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; egaliteit; monotonie; saaiheid; uniformiteit
unit eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit
unity eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit eendrachtigheid; eensgezindheid; saamhorigheid

Related Words for "eenheid":

  • eenheden, een

Related Definitions for "eenheid":

  1. de basis van meten en tellen2
    • een eenheid van gewicht is de kilogram2
  2. wat niet verdeeld is2
    • onze familie vormt een hechte eenheid2
  3. zelfstandige afdeling van iets2
    • dit gebouw bestaat uit vier wooneenheden2

Wiktionary Translations for eenheid:

eenheid
noun
  1. bij elkaar horend geheel met kenmerkende eigenschappen
  2. maat waarin hoeveelheden worden uitgedrukt
eenheid
noun
  1. state of being undivided
  2. neutral element in multiplication
  3. section of a large company
  4. typography: unit of size
  5. standard measure of a quantity
  6. organized group comprising people and/or equipment
  7. member of a military organization
  8. the state of being one or undivided
  9. drama: any of the three classical rules of drama

Cross Translation:
FromToVia
eenheid unanimity unanimitéconformité de sentiments, accord complet de suffrages entre plusieurs personnes.
eenheid unit; unity unité — Élément singulier, qui a le nombre un.