Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. eigenwijsheid:
  2. eigenwijs:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eigenwijsheid from Dutch to English

eigenwijsheid:

eigenwijsheid [de ~ (v)] nomen

  1. de eigenwijsheid (eigenzinnigheid; eigengereidheid)
    the intractability; the pigheadedness; the wilfulness; the willfulness

Translation Matrix for eigenwijsheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
intractability eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid
pigheadedness eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid
wilfulness eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid eigengerechtigheid; eigenmachtigheid
willfulness eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid eigengerechtigheid; eigenmachtigheid

Related Words for "eigenwijsheid":


eigenwijs: