Summary
Dutch
Detailed Translations for emitteer from Dutch to English
emitteren:
-
emitteren
Conjugations for emitteren:
o.t.t.
- emitteer
- emitteert
- emitteert
- emitteren
- emitteren
- emitteren
o.v.t.
- emitteerde
- emitteerde
- emitteerde
- emitteerden
- emitteerden
- emitteerden
v.t.t.
- heb geëmitteer
- hebt geëmitteer
- heeft geëmitteer
- hebben geëmitteer
- hebben geëmitteer
- hebben geëmitteer
v.v.t.
- had geëmitteer
- had geëmitteer
- had geëmitteer
- hadden geëmitteer
- hadden geëmitteer
- hadden geëmitteer
o.t.t.t.
- zal emitteren
- zult emitteren
- zal emitteren
- zullen emitteren
- zullen emitteren
- zullen emitteren
o.v.t.t.
- zou emitteren
- zou emitteren
- zou emitteren
- zouden emitteren
- zouden emitteren
- zouden emitteren
en verder
- is geëmitteer
- zijn geëmitteer
diversen
- emitteer!
- emitteert!
- geëmitteer
- emitterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for emitteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
emit | emitteren | rondstralen; straling uitzenden; uitstralen; uitzenden; zenden |
Wiktionary Translations for emitteren:
emitteren
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) in omloop brengen, uitgeven, uitzenden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• emitteren | → issue | ↔ emittieren — Börse: ein Wertpapier in Umlauf bringen |
• emitteren | → publish; issue; edit | ↔ éditer — publier un ouvrage ou le mettre en vente ; s’emploie généralement au sujet d’un livre. |