Noun | Related Translations | Other Translations |
firm
|
|
bedrijf; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelsfirma; handelshuis; maatschap; maatschappij; onderneming; vennootschap; zaak
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
staunch
|
|
stelpen; stillen
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
muscular
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
gespierd
|
solid
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
aannemelijk; betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; gedegen; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend; stevig; van goede hoedanigheid
|
staunch
|
ferm; fiks; flink; stevig
|
hecht
|
stout
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
corpulent; degelijk; dik; doortastend; drastisch; ferm; flink; fors; gezet; krachtdadig; krachtig; lijvig; potig; solide; sterk; stevig; vetlijvig; zwaarlijvig
|
strong
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
alcoholisch; doortastend; drastisch; erg; fel; ferm; flink; fysiek sterk; geestrijk; heftig; hevig; krachtdadig; krachtig; rijk aan alcohol; sterk; stevig
|
sturdy
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
flink; fors; forse; massief; niet hol; potig; stevig
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
firm
|
ferm; fiks; flink; stevig
|
beslist; degelijk; doortastend; ferm; hecht; kordaat; krachtdadig; krachtig; solide; standvastig; stevig; vastbesloten
|
standing-on
|
ferm; fiks; flink; stevig
|
|
stiff
|
ferm; fiks; flink; stevig
|
gemelijk; harkerig; hartig; houterig; knorrig; krukkig; lastig; moeilijk; niet makkelijk; nurks; onbeholpen; ongemakkelijk; onhandig; pittig; pittig gesprek; schutterig; slungelig; star; stevig; stijf; stijfjes; stijve; straf; strak; stram; stroef; stumperig; stuntelig; stuurs; sukkelig; verstard; wrevelig; zwaar
|
well built
|
ferm; fiks; flink; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd
|
|