Dutch
Detailed Translations for fractuur from Dutch to English
fractuur:
-
de fractuur (breuk)
Translation Matrix for fractuur:
Noun | Related Translations | Other Translations |
break | breuk; fractuur | lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreking; ontsnapping; ontvluchting; pauze; rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; tussenpoos; uitbraak; uitbreken; verpozing |
fracture | breuk; fractuur | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
break | aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; in stukken breken; ingooien; inslaan; kapot maken; kapotbreken; kapotgaan; kapotmaken; kapotslaan; knakken; licht worden; lichten; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; slechten; stukbreken; stukgaan; stukslaan; verbrijzelen; zich misdragen | |
fracture | aan stukken breken; breken; stukbreken |