Dutch
Detailed Translations for gasthuis from Dutch to English
gasthuis:
-
het gasthuis (logement; herberg)
-
het gasthuis (ziekenhuis; hospitaal)
Translation Matrix for gasthuis:
Noun | Related Translations | Other Translations |
accommodation | gasthuis; herberg; logement | accommodatie; behuizing; huisvesting; kwartier; onderbrenging; onderdak; onderkomen; tehuis; verblijfplaats |
guest house | gasthuis; herberg; logement | pension |
hospital | gasthuis; hospitaal; ziekenhuis | |
hotel | gasthuis; herberg; logement | herberg; hotel |
infirmary | gasthuis; hospitaal; ziekenhuis | |
inn | gasthuis; herberg; logement | bar; boerenherberg; café; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning |
Related Words for "gasthuis":
Wiktionary Translations for gasthuis:
gasthuis
noun
-
building