Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gave:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gave from Dutch to English

gave:

gave [de ~] nomen

  1. de gave (talent; capaciteit; bekwaamheid; )
    the capacity; the talent; the ingenuity; the ability; the aptitude; the natural ability; the gift

Translation Matrix for gave:

NounRelated TranslationsOther Translations
ability aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; geldelijk vermogen; geschiktheid; handigheid; kracht; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; motorvermogen; ter zake kundigheid; truc; vaardigheid; vermogen
aptitude aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
capacity aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft bekwaamheid; bevoegdheid; capaciteit; competentie; geldelijk vermogen; inhoud; inhoudsruimte; kracht; kwaliteit; macht; motorvermogen; omvatte ruimte; ter zake kundigheid; vermogen; volume
gift aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje; schenking; verjaardagscadeau
ingenuity aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft genialiteit; inventiviteit; verbeeldingskracht; vernuft; vindingrijk vernuft; vindingrijkheid; voorstellingsvermogen
natural ability aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
talent aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
VerbRelated TranslationsOther Translations
gift bedelen; begiftigen; beschenken

Related Words for "gave":

  • gaven

Wiktionary Translations for gave:

gave
noun
  1. een bijzondere aanleg
gave
noun
  1. A talent or natural ability