Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gehoorzaam:
  2. gehoorzamen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gehoorzaam from Dutch to English

gehoorzaam:


Translation Matrix for gehoorzaam:

NounRelated TranslationsOther Translations
cooperative coöperatie; werkgemeenschap
submissive onderdanige
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cooperative gehoorzaam coöperatief; medewerkend; welwillend
docile gehoorzaam dienstbaar; gedienstig; gedwee; meegaand; onderworpen; slaafs; tam; volgzaam
obedient gehoorzaam dienstbaar; gedienstig; slaafs; volgzaam
submissive gehoorzaam dienstbaar; gedienstig; gedwee; gelaten; gewillig; inschikkelijk; knechts; lankmoedig; lijdzaam; meegaand; onderdanig; onderdanig aan; onderworpen; serviel; slaafs; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam
tractable gehoorzaam dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; willig
willing gehoorzaam bereid; bereidvaardig; bereidwillig; dienstbaar; dienstwillig; gedwee; genegen; gewillig; goedgunstig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; welwillend; willig
- braaf; lief; zoet
ModifierRelated TranslationsOther Translations
servient gehoorzaam dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; willig

Related Words for "gehoorzaam":


Synonyms for "gehoorzaam":


Antonyms for "gehoorzaam":


Related Definitions for "gehoorzaam":

  1. wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg1
    • deze leerlingen zijn erg gehoorzaam1

Wiktionary Translations for gehoorzaam:

gehoorzaam
adjective
  1. bereid gehoor te geven aan regels of bevelen
gehoorzaam
adverb
  1. in an obedient manner
adjective
  1. willing to comply with the commands

Cross Translation:
FromToVia
gehoorzaam obedient; compliant obéissant — Qui obéir.

gehoorzamen:

gehoorzamen verb (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)

  1. gehoorzamen (luisteren)
    to comply; to obey; to heed; to listen
    • comply verb (complies, complied, complying)
    • obey verb (obeys, obeyed, obeying)
    • heed verb (heeds, heeded, heeding)
    • listen verb (listens, listened, listening)
  2. gehoorzamen (gevolg geven aan)
    to obey
    • obey verb (obeys, obeyed, obeying)

Conjugations for gehoorzamen:

o.t.t.
  1. gehoorzaam
  2. gehoorzaamt
  3. gehoorzaamt
  4. gehoorzamen
  5. gehoorzamen
  6. gehoorzamen
o.v.t.
  1. gehoorzaamde
  2. gehoorzaamde
  3. gehoorzaamde
  4. gehoorzaamden
  5. gehoorzaamden
  6. gehoorzaamden
v.t.t.
  1. heb gehoorzaamd
  2. hebt gehoorzaamd
  3. heeft gehoorzaamd
  4. hebben gehoorzaamd
  5. hebben gehoorzaamd
  6. hebben gehoorzaamd
v.v.t.
  1. had gehoorzaamd
  2. had gehoorzaamd
  3. had gehoorzaamd
  4. hadden gehoorzaamd
  5. hadden gehoorzaamd
  6. hadden gehoorzaamd
o.t.t.t.
  1. zal gehoorzamen
  2. zult gehoorzamen
  3. zal gehoorzamen
  4. zullen gehoorzamen
  5. zullen gehoorzamen
  6. zullen gehoorzamen
o.v.t.t.
  1. zou gehoorzamen
  2. zou gehoorzamen
  3. zou gehoorzamen
  4. zouden gehoorzamen
  5. zouden gehoorzamen
  6. zouden gehoorzamen
diversen
  1. gehoorzaam!
  2. gehoorzaamt!
  3. gehoorzaamd
  4. gehoorzamend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gehoorzamen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
comply gehoorzamen; luisteren
heed gehoorzamen; luisteren
listen gehoorzamen; luisteren aandachtig luisteren; aanhoren; beluisteren; luisteren; opletten; toehoren; toeluisteren
obey gehoorzamen; gevolg geven aan; luisteren eerbiedigen; houden aan
OtherRelated TranslationsOther Translations
listen hoor eens; luister eens

Wiktionary Translations for gehoorzamen:

gehoorzamen
verb
  1. gevolg geven aan een opdracht of bevel
    • gehoorzamenobey
gehoorzamen
verb
  1. to do as ordered by
  2. to accept advice or obey instruction

Cross Translation:
FromToVia
gehoorzamen obey gehorchen — einer Anweisung Folge leisten; einen Befehl ausführen
gehoorzamen to obey obtempérer — droit|fr police|fr obéir, se soumettre.
gehoorzamen obey; comply; abide; abide by obéir — Se soumettre à une demande, une règle ou une obligation d’une personne ; exécuter un ordre donné.