Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gekrakeel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gekrakeel from Dutch to English

gekrakeel:

gekrakeel [het ~] nomen

  1. het gekrakeel (geruzie; gebakkelei; gehakketak; gekif)
    the arguing; the wrangling; the quarreling; the squabbling; the bickering; the quibbling

Translation Matrix for gekrakeel:

NounRelated TranslationsOther Translations
arguing gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geruzie geargumenteer; gemuggezift; geredeneer; haarkloverij; ruzie maken
bickering gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geruzie gekibbel
quarreling gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geruzie
quibbling gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geruzie geargumenteer; gemuggezift; geredeneer; haarkloverij; moeilijk doen
squabbling gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geruzie geharrewar; gekibbel
wrangling gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geruzie gekijf

Wiktionary Translations for gekrakeel:

gekrakeel
noun
  1. lawaai ontstaan door onenigheid
gekrakeel
  1. present participle of bicker