Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gelijkheid:
  2. gelijk:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for gelijkheid:
    • parity


Dutch

Detailed Translations for gelijkheid from Dutch to English

gelijkheid:

gelijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de gelijkheid (gelijkwaardigheid)
    the equality; the equivalence
  2. de gelijkheid (gelijkmatigheid)
    the evenness

Translation Matrix for gelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
equality gelijkheid; gelijkwaardigheid analogie; gelijkaardigheid; gelijksoortigheid; soortgelijkheid
equivalence gelijkheid; gelijkwaardigheid analogie; gelijkaardigheid; gelijksoortigheid; soortgelijkheid
evenness gelijkheid; gelijkmatigheid analogie; effenheid; gelijkaardigheid; gelijksoortigheid; regelmatigheid; soortgelijkheid; vlakheid

Related Words for "gelijkheid":


Wiktionary Translations for gelijkheid:

gelijkheid
noun
  1. mathematics: fact of having the same value
  2. fact of being equal
  3. likeness, similarity

gelijk:

gelijk adj

  1. gelijk (soortgelijk)
  2. gelijk (vlak; effen; egaal; )
  3. gelijk (identiek; hetzelfde; exact hetzelfde; )
  4. gelijk (meteen; onmiddellijk; direct; terstond; dadelijk)
  5. gelijk (hetzelfde; idem; eender)
    – precies zoals iets of iemand anders 1
    identical
    – exactly alike; incapable of being perceived as different 2
    • identical adj
      • rows of identical houses2
      • cars identical except for their license plates2

gelijk [het ~] nomen

  1. het gelijk
    the right

Translation Matrix for gelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
flat afvlakken; appartement; etagewoning; flat; klapband; wad
level afgraven; afgraving; dimensieniveau; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; niveau; peil; plan; stand; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
right gelijk gerechtigheid; recht
the same hetzelfde
uniform tenue; uniform
VerbRelated TranslationsOther Translations
close afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
even effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
level afplatten; effenen; gelijk trekken; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; vereffenen; verrekenen; vlak maken
smooth afplatten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; platmaken; politoeren; raspen; schaven; schuren; vlak maken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
coarse effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; vunzig
crude effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit blank; cru; grof; laagstaand; ongelakt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; ordinair; plat; platvloers; primitief; rechttoe rechtaan; vulgair
identical eender; eenvormig; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; hetzelfde; idem; identiek; net zo hetzelfde
level effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit waterpas
similar gelijk; soortgelijk analoog; gelijkaardig; gelijknamig; gelijkslachtig; gelijksoortig; homoniem; soortgelijk; vergelijkbaar; zelfde
smooth effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit obsceen; rimpelloos; schuin; smeuïg; stromend; vies; vliedend; vloeiend; vlot; vunzig; zedeloos
the same eender; gelijk; hetzelfde; idem diezelfde; hetzelfde
uniform effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit eenvormig; gelijkslachtig; gelijkvormig; homogeen; uniform
unwavering effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
vulgar effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; losbandig; ordinair; plat; platvloers; schunnig; triviaal; tuchteloos; vulgair; vunzig
- dadelijk; direct; identiek; onmiddellijk
AdverbRelated TranslationsOther Translations
at once dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond abrupt; eensklaps; ineens; ogenblikkelijk; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onverwijld; onvoorzien; op staande voet; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; prompt; subiet
bluntly effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit botweg; gewoonweg; gladaf; gladweg; platweg; ronduit
close dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
close by dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
directly dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond direct; duidelijk; linea recta; recht door zee; rechtstreeks; regelrecht
flatly effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit platweg
immediately dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond aanstonds; direct; ogenblikkelijk; onverwijld; prompt; subiet; terstond
instantly dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond aanstonds; direct; ogenblikkelijk; terstond
now dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond heden; momenteel; nou; nu; op dit moment; op het moment; tegenwoordig; thans
right rechtsaf; rechtsom
the same eender; om het even
- meteen
PronounRelated TranslationsOther Translations
- hetzelfde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
close effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit bedompt; benauwd; drukkend; eindig; gehecht; muf; rakelings; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; voorbijgaand
close by effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit nabije
ditto eender; gelijk; hetzelfde; idem desgelijks; dito; evenzo; idem; idem dito; ook; op dezelfde wijze; precies hetzelfde; precies zo
even effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit daarnet; even; juist; net; pas; quitte; van getal; zelfs; zojuist; zonet
flat effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit flauwtjes; mol; muf; onfris; oubakken; oud; oudbakken; plat; toonloos; verschaald; zonder toon; zouteloos
point blank effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
right akkoord; correct; eerlijk; fair; gepast; geschikt; geëigend; goed; in orde; juist; juiste; kloppend; mee eens; passend; precies; rechts; uitgerekend; waar; zoëven
right now dadelijk; direct; gelijk; meteen; onmiddellijk; terstond momenteel; nu; op het moment; op staande voet; thans
the same desgelijks; dito; evenzo; ook; op dezelfde wijze; precies zo

Related Words for "gelijk":


Synonyms for "gelijk":


Antonyms for "gelijk":


Related Definitions for "gelijk":

  1. zonder te wachten1
    • ik kom gelijk!1
  2. precies zoals iets of iemand anders1
    • die twee getallen zijn gelijk1
  3. wat waar is of klopt1
    • meestal heeft hij gelijk1

Wiktionary Translations for gelijk:

gelijk
noun
  1. juistheid, recht
adjective
  1. met elkaar overeenstemmend
gelijk
en-prep
  1. somewhat similar to
adjective
  1. similar
  2. equal
  3. flat and level
  4. the same in all respects
  5. mathematics: exactly identical
  6. having resemblance; similar
  7. unvarying

Cross Translation:
FromToVia
gelijk equal; like; similar gleichÄhnlichkeit mehrerer Dinge; Die Eigenschaften zweier Dinge unterscheiden sich wenig, bzw. gar nicht.
gelijk smooth lisse — Sans aspérité ni rayure.
gelijk flat; even; level; smooth platsans relief.

Related Translations for gelijkheid