Dutch
Detailed Translations for geraken from Dutch to English
geraken:
-
geraken (belanden; terechtkomen; verzeilen)
-
geraken (terecht komen)
Conjugations for geraken:
o.t.t.
- geraak
- geraakt
- geraakt
- geraken
- geraken
- geraken
o.v.t.
- geraakte
- geraakte
- geraakte
- geraakten
- geraakten
- geraakten
v.t.t.
- ben geraakt
- bent geraakt
- is geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
v.v.t.
- was geraakt
- was geraakt
- was geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
o.t.t.t.
- zal geraken
- zult geraken
- zal geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
o.v.t.t.
- zou geraken
- zou geraken
- zou geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
diversen
- geraak!
- geraakt!
- geraakt
- gerakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for geraken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
end | afstand; beëindiging; distantie; einde; eindpunt; end; finale; slot; sluiting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
end | belanden; geraken; terechtkomen; verzeilen | aankomen; afgrenzen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; begrenzen; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; gesprek beëindigen; halthouden; klaarkrijgen; klaarmaken; naar einde toewerken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; van grenzen voorzien; volbrengen; volmaken; voltooien |
end up | geraken; terecht komen | eindigen op; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitkomen op; uitmonden |
External Machine Translations: