Dutch

Detailed Translations for gestrekt from Dutch to English

gestrekt:


strekken:

strekken verb (strek, strekt, strekte, strekten, gestrekt)

  1. strekken
    to stretch; to strain; to extend
    • stretch verb (stretchs, stretched, stretching)
    • strain verb (strains, strained, straining)
    • extend verb (extends, extended, extending)

Conjugations for strekken:

o.t.t.
  1. strek
  2. strekt
  3. strekt
  4. strekken
  5. strekken
  6. strekken
o.v.t.
  1. strekte
  2. strekte
  3. strekte
  4. strekten
  5. strekten
  6. strekten
v.t.t.
  1. heb gestrekt
  2. hebt gestrekt
  3. heeft gestrekt
  4. hebben gestrekt
  5. hebben gestrekt
  6. hebben gestrekt
v.v.t.
  1. had gestrekt
  2. had gestrekt
  3. had gestrekt
  4. hadden gestrekt
  5. hadden gestrekt
  6. hadden gestrekt
o.t.t.t.
  1. zal strekken
  2. zult strekken
  3. zal strekken
  4. zullen strekken
  5. zullen strekken
  6. zullen strekken
o.v.t.t.
  1. zou strekken
  2. zou strekken
  3. zou strekken
  4. zouden strekken
  5. zouden strekken
  6. zouden strekken
en verder
  1. ben gestrekt
  2. bent gestrekt
  3. is gestrekt
  4. zijn gestrekt
  5. zijn gestrekt
  6. zijn gestrekt
diversen
  1. strek!
  2. strekt!
  3. gestrekt
  4. strekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for strekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
strain bloeddruk; concentratie; fysieke inspanning; gespannenheid; ingespannenheid; inspanning; krachtsinspanning; last; moeite; poging; soesa; spanning; strakheid; tensie
stretch afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; spreidbeweging; tournee; traject; weg; wegvak
VerbRelated TranslationsOther Translations
extend strekken aanbouwen; aangeven; aangroeien; aanreiken; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; afgeven; bijbouwen; de hoogte ingaan; expanderen; gedijen; geven; groeien; groter worden; omhooggaan; openen; opzetten; overgeven; overhandigen; stijgen; talrijker maken; toenemen; toesteken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
strain strekken
stretch strekken bespannen; oprekken; opspannen; rekken; spannen; strak maken; uitrekken; uitstrekken

Wiktionary Translations for strekken:

strekken
verb
  1. to extend, stretch out (limbs etc)
  2. lengthen by pulling
  3. pull tight
  4. extend between limits

Cross Translation:
FromToVia
strekken bandage; bind; blindfold; flex; be stretched tight; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; have a boner bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
strekken stiffen; stress; tense; tighten; stretch; wind up; rack; strain raidirtendre ou étendre avec force ; rendre raide.
strekken climb; go back; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten remonter — Traductions à trier suivant le sens
strekken squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
strekken strech; tend; sell; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten tendreétirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.
strekken anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute étendre — Traductions à trier suivant le sens